Samenvatting
Van Parijs tot Pyeongchang omvat twee delen, met de Olympische Zomer- en Winterspelen als rode draad. Kaatsen - rond 1200 ontstaan - wordt in bijna 50 landen beoefend. De sport is, in verschillende varianten, zevenmaal onderdeel van de OS geweest, eerst als wedstrijdsport (1900 en 1908), daarna steeds als demonstratiesport (1912, 1924, 1928, 1968 en 1992). Extra aandacht krijgt de onbekende historie van Amsterdam 1928, toen kaatsen en korfballen beide demonstratiesport wilden worden. Dat lukte, tegen alle olympische regels in. Dit deel eindigt met de toekomstmogelijkheden voor het kaatsen op de OS. In deel twee volgen, na een algemeen overzicht, portretten van alle andere prijswinnende Friese Olympiërs. Dat betreft 29 atleten (19 mannen en 10 vrouwen), die samen 64 medailles in 13 sporten hebben behaald, achtereenvolgens: roeien, schermen, touwtrekken, hockey, kunstrijden, schaatsen, paardensport, zwemmen, wielrennen, volleybal, turnen, zeilen en shorttrack. De 29 individuele beschrijvingen geven veel nieuws over prijzen en personen.