Samenvatting
Een man steelt geld uit een kerk en neemt poppen mee van een kindergraf. Zijn daden zorgen voor een reeks gebeurtenissen en ontmoetingen die zijn wereld en het leven van zijn gezin op z’n kop zetten. Terwijl de media ruimte bieden aan het volk om zich uit te spreken over deze misdaden, bekvechten politici en geloofsgemeenschappen met elkaar over goed en kwaad. Wie moet deze man nog beschermen? Verdient hij wel hulp? Van god mag je stelen is de tweede roman van Kees Postema, waarin goed en kwaad, mysterie, geloof en menslievendheid een grote rol opeisen. Net als in zijn debuutroman Het meisje op de linoleumvloer, speelt hij in een eigen stijl met droom en werkelijkheid, magie en realisme.