Samenvatting
Johannes Calvijn (1509-1564) heeft nauwelijks Joden ontmoet. Aan het begin van de zestiende eeuw waren de Joden uit de meeste West-Europese landen verbannen. Duitsland was een uitzondering, maar de Joden mochten niet wonen en werken waar ze wilden. De dominicanen trachtten gedaan te krijgen dat alle Joodse literatuur met uitzondering van de Tenach verboden zou worden. Luther schreef in 1543 enkele felle geschriften tegen de Joden.
Hoe zag Calvijn de relatie van Joden en christenen? Hebben christenen de plaats van de Joden ingenomen of horen ze bij de Joden omdat ze betrokken worden in de relatie van God en Israël? Wat zegt Calvijn over de toekomst van de Joden?
In de Institutie stelt Calvijn de relatie van Joden en christenen niet als een apart onderwerp aan de orde. In zijn preken, colleges en commentaren worden de Joden vaak genoemd. Het gaat in de Bijbel immers over de God van Israël die ook de God van de volken zijn wil. Calvijn legt elke bijbeltekst uit in het kader van de context. Wie weten wil hoe hij over de relatie van Joden en christenen gedacht heeft, moet goed luisteren naar alles wat hij in zijn exegese over Joden en christenen gezegd heeft. In zijn bijbeluitleg heeft Calvijn zijn kennis van Joodse en christelijke exegeten verwerkt. Natuurlijk heeft hij niet het laatste woord gesproken. Maar hij heeft wel duidelijk laten zien hoe belangrijk de betekenis is van de eenheid van het Oude en het Nieuwe Testament. De relatie van Joden en christenen is daar nauw mee verbonden.
Wulfert de Greef is emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland. In 1984 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit in Utrecht op Calvijn en het Oude Testament. Zijn publicaties gaan vooral over de Reformatie en de uitleg van de Bijbel.