Samenvatting
Niet de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam waren het eerste grote Nederlandse sportevenement, die eer komt toe aan de ‘Internationale Sport-, Visscherij- en Paardententoonstelling’ van 1892 te Scheveningen, met duizenden sportdeelnemers – onder wie ook vrouwen – uit een tiental landen en met 600.000 bezoekers. Naast een korte beschrijving van en programmavoorstellen voor sporthistorisch onderzoek in Nederland, komen in dit boek tientallen heel diverse (oude) vermaken en (moderne) sporten aan de orde, kort, uitvoerig, samen, apart. Zo passeren in de bijdrage over het uitdagen van de tegenstander met een concreet (spel)object zes vermaken de revue: klootschieten, kolven, kaatsen, zeilen, schaatsen en ... bekkensnijden. En meer dan het dubbele aantal vermaken en moderne sporten krijgt de ruimte in het stuk over ‘Sport aan zet’. Een voorbeeld van een artikel over één sport vormt de afsluitende bijdrage over klúnje/klune (‘klunen’), een woord dat in eerste instantie niet teruggaat op schaatsongerief, maar vrijwel zeker op veenarbeid. Het boek is royaal geïllustreerd, in kleur.