Fragment
Capella
Met brullende motoren begon het vliegtuig te versnellen. De lichten langs de startbaan zag Leo steeds sneller voorbij schuiven. Toen het lichtgevende strepen werden, wendde hij zijn hoofd af van het raampje en gaf zich over aan de krachten die hem in zijn stoel drukten.
Hij dacht aan de afgelopen dagen. Voor zijn gevoel had hij niets bereikt en was alles bij het oude gebleven. Een politiek spel, waarin alle deelnemers precies wisten hoe de kaarten lagen, maar daar niet openlijk voor uit kwamen. Waarin iedereen vriendelijk en voorkomend werd behandeld, waar schijnbaar joviaal werd toegezegd de standpunten van de anderen nader te bestuderen, maar waar alleen gedacht werd aan de eigen belangen.
Het vliegtuig kwam los van de startbaan, steeg op en door de veranderende luchtdruk voelde Leo dat zijn oren werden dichtgedrukt waardoor het brullende geluid veranderde in een zacht donker gebrom. Uit ervaring wist hij dat zijn gehoor pas na uren met een krakend geluid zou terugkeren. Slikken, geeuwen, kauwen, niets kon dat proces versnellen.
Eenmaal op koers pakte Leo zijn koffertje van onder zijn zitplaats, haalde er zijn gemaakte notities uit, rangschikte die voor de komende vergadering en begon aan een kort verslag.
Plotseling voelde hij een tikje op zijn arm, keek op en zag dat zijn buurman hem met een hoofdbeweging opmerkzaam maakte op het drankenwagentje in het gangpad.
Na zijn tweede glaasje zakte Leo onderuit en sloot hij zijn ogen.
Door het geluid van de motoren en de airco, schrok Leo wakker. Zijn tijdelijke doofheid was over. Gedesoriënteerd keek hij op zijn horloge. Bijna drie uur, dan zat hij halverwege de oceaan en zou het zo'n vijf uur plaatselijke tijd zijn. Door het raampje zag hij dat de horizon zich kleurde. De zonsopgang zou, zoals altijd op dertigduizend voet, een prachtig schouwspel worden. De opkomende zon met al haar kleuren was het enige op zijn vele reizen wat nooit gewoon zou worden. Hij vergeleek de zon dan met een mooie vrouw die, zonder dat ze het wist, in haar boudoir werd bespied. Miljarden jaren was zij alleen geweest, zij wist nog niet dat er nu mensen waren die haar zo konden zien. Hij sloot zijn ogen en dommelde weer in.
'Good morning sir. Breakfast?' Een heldere stem deed hem ontwaken. In het helle strijklicht van de nog laagstaande zon zag hij een stewardess die hem vragend aankeek. Hij knikte en keek op zijn horloge.
'Hoe laat...' Een geeuw onderdrukte zijn vraag.
'Het is nu bijna zeven uur Nederlandse tijd, nog anderhalf uur dan zijn we in Amsterdam. Koffie?'
'Graag.' Weer gaapte hij. Voordat hij haar kon bedanken was zij al een rij verder.
Na de ontbijtboel opgeruimd te hebben, kwam zij nog eenmaal langs. Haar hoofd ging heen en weer: van links naar rechts en deed Leo denken aan het trekeendje van zijn dochtertje. Voordat zij bij hem was, deed hij zijn gordel om en keek naar buiten. Daar zag hij het Hollandse polderlandschap onder zich voorbij schuiven. Met zijn vader had hij daar in zijn jeugd veel gefietst. Zijn vader die door de week nooit tijd had, maar zaterdagmiddag altijd met hem ging fietsen. Pas jaren later had hij beseft dat een groot deel van zijn opvoeding op die middagen had plaatsgevonden. Nu hij aan die fietstochtjes terugdacht, hoorde hij weer zijn vader die vertrouwelijk met hem sprak over de meest uiteenlopende onderwerpen. Zag hij weer de horizon van toen met de kranen van de scheepswerven die op tropische dagen stonden te trillen alsof ze van elastiek waren. Hoorde hij weer de banden op de weg en de geluiden uit de natuur. Voelde hij weer dat wanhopige, onbestemde verlangen dat veroorzaakt werd door de voorbij schuivende wolken.
Na de gebruikelijke formaliteiten liep Leo naar de parkeergarage. Hij dacht aan Marleen die met dit mooie weer ongetwijfeld aan het tuinieren was. Hij wist hoe zijn thuiskomst zou verlopen. Een glimlach trok over zijn gelaat.
'Hallo schat, wat ben je lekker vroeg.' Tijdens het zoenen zou zij haar handen schuin achter zich houden om zijn kostuum niet vuil te maken. Zij vond het vervelend als hij haar zo zag: in tuinbroek, kaplaarzen en haar haar in een doekje bijeen gebonden. Hij zou vragen naar de kinderen die al vertrokken waren naar school. Daarna zou zij snel onder zijn handen vandaan vluchten om even later, geurend naar het parfum dat hij altijd voor haar meebracht, terug te keren. Hierna zou zij hem pas echt omhelzen, zeggen dat zij hem gemist had. Daarna…
'Dag Léo!'
Verstoord keek hij naar de man die zijn gedachten onderbroken had en hem de weg versperde. 'Jij bent het toch?'
De man was voor Leo een onbekende. Omdat hij een redelijk bekende Nederlander was, werd hij wel meer aangesproken door vreemden. Dat was soms leuk, maar meestal vervelend.
'Ik ben het..., Ben!'
'Ben..., allemachtig, dat is lang geleden. Dat we elkaar nu hier moeten tegenkomen. Hoe gaat het met jou?'
'Goed, en zo te zien met jou ook, jij bent niet veranderd. Ik herkende je meteen. Jij had meer moeite met mij, maar je was ook zo'n eind weg met je gedachten.'
'Ik kom net van over de grote plas, vandaar, het zal de jetlag wel zijn,' antwoordde Leo.
'Ik ga straks op zakenreis, maar niet zo ver,' zei Ben. 'Marseille,' en uit het verhaal dat volgde, maakte Leo op dat Ben een bedorven scheepslading moest onderzoeken die geclaimd was.
'Zo… je werkt in de verzekeringsbranche. Interessant.'
'Inderdaad, expertise, grote zaken. Geen onderzoek naar een zonnebril die gejat zou zijn.' Hij glimlachte. 'Kijk ze denken dat…'
Leo knikte, maar hij luisterde niet, hij dacht aan een ver verleden, aan de jaarlijkse vakanties met Ben bij zijn tante. Vele keren hadden ze daar gelogeerd om te vissen. De rietvelden, de zusjes, de fatale vechtpartij, alles trok haarscherp aan zijn geest voorbij. Na die laatste vakantie was hun vriendschap bekoeld. De eerste jaren onderhielden ze nog wel een spaarzaam contact middels verjaardags- en kerstkaarten, maar na zo'n vijftien jaar was alleen de kerstkaart overgebleven. Wat ook was doorgegaan, was de jaarlijks terugkerende vraag van Marleen of ze Ben nog een kerstkaartje zou sturen. Hij had alle keren geknikt. Op haar rollende ogen had hij nooit gereageerd, maar na jaren had zij met zijn knikje geen genoegen meer genomen.
'Jullie willen elkaar niet ontmoeten, maar elkaar ook niet uit het oog verliezen. Waarom? Leo wordt het langzamerhand geen tijd om hier een punt achter te zetten? Wat verwacht je nog van hem?'
'Niets, gewoon, we waren vrienden, ieder is zijn eigen weg gegaan. We hadden daar heerlijke vakanties en hebben goede herinneringen aan die tijd, die moet je koesteren.'
Aan haar houding had hij gemerkt dat ze hem niet geloofde en daar had ze alle reden toe. Wat ook meespeelde was zijn vriendschap met Hanna die ruw, en terecht, door haar was afgebroken. Hanna, Ben, de vakanties bij tante Gre, nog steeds was ze op zoek naar wat daar had plaatsgevonden.
'Ja, dat weet ik,' had ze geagiteerd geantwoord en was begonnen met schrijven. Hij had haar hand tegengehouden.
'Laat maar, je hebt gelijk, laat ik maar een punt achter dat gedoe zetten. Kunnen we gelijk zien of Ben daar ook zo over denkt.' Over haar schouder had ze hem verbaasd aangekeken. 'Misschien ziet hij het als een verplichting mijn kaart te beantwoorden. Jij bent altijd erg vroeg met versturen.'
'... daarom lijkt het eenvoudig, maar dat is het niet.' Leo hoorde Ben weer praten, nog steeds had hij het hoogste woord, de jaren hadden daar geen verandering in gebracht.
'Dat geloof ik graag,' antwoordde Leo afwezig.
'Jij werkt toch bij het ministerie van financiën?'
'Niet meer, mijn huidige functie is financieel directeur bij een grote internationale handelsonderneming.' Tijdens zijn nadere uitleg zag hij aan Ben's gezichtsuitdrukking dat hij niet meer luisterde en met zijn gedachten ver weg was.
'Eh..., denk jij nog veel aan… eh… toen?' Leo wist precies wat hij bedoelde.
'Eerst wel, maar later steeds minder en nu vrijwel nooit meer.'
'Het is nu vierentwintig jaar geleden, maar ik denk er nog vrijwel dagelijks aan,' zei Ben. 'Wij moesten het helemaal alleen verwerken, ik heb daar nog steeds last van.'
'Wij konden niet anders.'
'Dat konden we wel, maar jij wou dat niet. Ik geloof ook wel dat het toen de juiste beslissing was, maar het knaagt nog steeds aan me dat we het zo opgelost hebben. Jij had altijd dat resolute: feiten op een rijtje, gevoelens uitschakelen, beslissen en doen. Ik kan dat niet, toen niet en nu nog steeds niet.'
'Ja, dat ligt in mijn natuur en ik denk dat verkeerd beslissen beter is dan niet, of te laat beslissen. Maar wat wou je dan Ben, alsnog alles in de openbaarheid brengen? Dat geeft toch alleen maar een hoop ellende.'
'Dat is zo.' Ben blikte in de verte. Er viel een stilte waarin Leo Ben voor het eerst goed opnam. Zijn mooie volle krullende haar was vrijwel geheel verdwenen en hij zag er voor zijn leeftijd oud uit. Zijn buikje verraadde dat hij een goed, maar wellicht ongezond leven leidde. Nooit zou hij hem herkend hebben.
'Toch begrijp ik niet dat we er nooit meer iets van gehoord hebben.'
'Och, het is allemaal zo lang geleden, voor mij is het een gesloten boek.'
Wederom viel er even een stilte waarin Ben bedachtzaam knikte. 'Kon ik er ook maar zo over denken. Overigens, weet je dat het daar helemaal veranderd is? Die dijk is verbreed, waardoor er veel is verdwenen. Je kent het niet meer terug.'
'Ik weet het,' antwoordde Leo, 'in twintig jaar verandert er natuurlijk wel het één en ander, wel jammer want het was een mooi gebied. Ik ben er sinds...'
'Van het dorp herken je alleen nog het centrum, de rest is helemaal veranderd, allemaal nieuwbouw,' Ben ging door alsof hij Leo niet hoorde. Leo werd cynisch en dacht: mij verwijten maken, terwijl alle problemen door hem veroorzaakt waren omdat hij driftig werd. Wat had ik toen aan hem? Niets. Ik kon alles opknappen. Hij vergeet dat het bijna mijn leven kostte. Achteraf is het allemaal zo makkelijk.
'...dan kunnen we wat langer praten en herinneringen ophalen.' Leo hoorde Ben weer praten.
'Afgesproken?' Leo wilde niet laten merken dat hij niet had geluisterd en knikte, waarna Ben zijn diplomatenkoffertje opende en een visitekaartje tevoorschijn haalde.
'Ik moet nu echt verder. Je belt me hè?' en hij gaf Leo zijn kaartje. Leo onderdrukte een geeuw en knikte. Hij wist dat hij nooit zou bellen en geen behoefte voelde om wat hij met Ben beleefd had op te rakelen.
Onder het handen schudden vroeg Ben: 'Die Hanna, weet jij hoe ze nu heet?'
'Hoe bedoel je?'
'De achternaam van haar man.'
'Ik heb geen contact met haar, hoe zou ik die naam moeten weten? Haar eigen achternaam is Moereveld.'
Ben fronste zijn wenkbrauwen. 'Ja, Hoereveld.' Een schamper lachje volgde. 'Dan is er niets aan de hand.'
'Ik begrijp je niet.'
'Luister, verleden jaar las ik in de krant een advertentie, je weet wel zo'n klein berichtje, waarin een zekere Hanna -dan een naam die ik vergeten ben- vroeg aan Leo om zich bekend te maken. Brieven onder nummer, enz. Vandaar dat ik aan jou dacht. Maar als jij ook haar huidige achternaam niet kent, zal zij het niet geweest zijn.'
'Wanneer was dat precies?'
'Eind augustus verleden jaar, ik was net terug van vakantie en nam de kranten van de weken daarvoor door. Maar ik moet nu echt opschieten, we zien elkaar nog dan praten we verder. Oké?' Leo knikte en Ben vervolgde zijn weg. In gedachten verzonken keek Leo hem na.
Op het moment dat Leo zich omkeerde en het bagagewagentje weer wilde voortduwen, hoorde hij Ben roepen: 'Capella stond er, ineens schiet het mij te binnen, Hanna Capella.'
De naam galmde door de kale betonnen kelder. Afwezig staarde Leo voor zich uit. De omgeving vervaagde. Capella! Hanna zocht hem! Nooit zou hij die naam vergeten. Hij draaide zich weer in de richting van Ben.
'In welke krant heeft...' Leo onderbrak zijn vraag toen hij zag dat Ben uit het zicht was verdwenen. Snel liep hij naar de uitgang. Buiten de garage dacht hij aan zijn bagage en rende terug. Eenzaam stond het bagagewagentje tussen de geparkeerde auto's. Hij racete ermee naar zijn auto, kieperde zijn koffer en handbagage in de kofferbak en snelde naar de vertrekhal. Daar las hij op een monitor waar hij heen moest voor de vlucht naar Marseille. Haastig liep hij door de mensenmassa naar de juiste balie. Daar zag hij Ben weer, wachtend in de rij voor de check-in. Leo liep naar hem toe, maar vertraagde zijn gang toen hij zag dat Ben niet alleen was. Een vrouw van een jaar of dertig, mooi en modieus gekleed, stond naast hem. Een arm lag om haar middel en ze waren in gesprek. Toen pas drong tot hem door dat hij de vraag, die op zijn lippen brandde, niet kon stellen. Ben zou direct vermoeden dat er meer gebeurd was. Die extra aandacht zou hem aan het denken zetten. Hij wilde zich omkeren, maar op dat moment zag Ben hem. Nauwelijks zichtbaar zei Ben iets tegen de vrouw, trok zijn arm terug, draaide zijn rug naar haar toe en verliet de rij. Blijkbaar had hij ook wat te verbergen. Koortsachtig zocht Leo naar een smoes om zijn komst te verklaren.
'Toen ik in mijn auto zat en in mijn zakken voelde, kon ik je kaartje niet vinden, blijkbaar heb ik het verloren.'
Ben grijnsde, knipte zijn koffertje open en gaf Leo een nieuw exemplaar. 'Tot gauw.' Met gemengde gevoelens keken ze elkaar aan.
×