Fragment
VOORWOORD
Toen ik in de jaren ’70 van de vorige eeuw in Utrecht kwam wonen vanuit de periferie van de stad, was die stad geen onbekende. Wanneer ik als kind met mijn moeder in Utrecht moest zijn voor bijvoorbeeld een bezoekje aan de polikliniek in het Ooglijdersgasthuis in de F.C. Dondersstraat, gingen wij aansluitend in het cafetaria van de Galeries Modernes wat drinken en kreeg ik de beste mokkataart die ik ooit geproefd heb.
En ja, toen ik er kwam wonen waren er al cafés in de Donkere Gaard en Het Wed, maar niet zoveel als nu. Na zes uur kon je op de Oudegracht een kanon afschieten zonder iemand te raken. Wat er wel op straat liep kon je beter vermijden, dat was vaak niet pluis en voorzichtigheidshalve ben ik menig keer een straat overgestoken. In de Potterstraat, tussen Vredenburg en Neude, was nog een bioscoop met een ouderwetse patatzaak ernaast.
Die stad bestaat niet meer. Er is veel bijgekomen en veel afgegaan. Zo gaat dat, dat heet ‘geschiedenis’. Door de eeuwen heen is er steeds iets bijgekomen in Utrecht en weer afgegaan. Utrecht mag zich verheugen op een lange geschiedenis. Vanaf de tijd dat mensen zich op deze doorwaadbare plek aan de rivier vestigden en dat voor de Romeinen een goede reden was om er een legerplaats neer te zetten. Zo’n doorwaadbare plek trok altijd mensen aan en waar mensen zijn is handel te vinden en zo breidt zich dat uit.
Na de Romeinen volgde een periode van geharrewar tussen Franken en Friezen, die destijds ook wat nu Noord-Holland heet bewoonden, tot Willibrordus het christendom kwam verspreiden en Utrecht een religieus centrum werd. Een door de keizer van Duitsland benoemde bisschop kreeg het voor het zeggen. En zo ontwikkelde de stad zich tot de grootste van de Noordelijke Nederlanden en het belangrijkste culturele centrum, ondanks aanvallen door Vikingen.
Utrecht kent vele belangwekkende perioden en gebeurtenissen in zijn lange geschiedenis. De al genoemde Romeinen, verschillende echte heiligen zoals Willibrordus en Bonifatius die zich met de stad bemoeiden, keizers en koningen die op bezoek kwamen, strijd met de buren Holland en Gelre, maar ook intern, tussen Gilden en edelen, wat onder meer resulteerde in de bloedige moord op de burgemeester in 1425; Hoekse en Kabeljauwse twisten die wisselende loyaliteiten kenden, diverse bezettingen: door prins Maurits tijdens het 12-jarig bestand, de Fransen in het rampjaar 1672, en nogmaals de Fransen vanaf 1795, benoemd tot hoofdstad voor zes maanden door koning Lodewijk Napoleon, de Duitse bezetting en het hoofdkwartier van de NSB.
Allemaal reuze interessant, maar geschiedenis wordt niet alleen gemaakt door keizers, koningen of bisschoppen. Die kunnen alleen succesvol zijn door de menigte onder hen, de radertjes in de machine, de gewone mensen. Daar gaan de zeven monologen in dit boekje over. Min of meer gewone mensen die vertellen wat hun tijd voor hen betekende. Misschien vraagt u zich af of de stadsbeul ten tijde van de homovervolging vanaf 1730 een ‘gewoon’ mens was. Ja, ook hij was maar een radertje in de gebeurtenissen en eigenlijk inwisselbaar. Al was deze beul bekend om zijn grondigheid en kunde in het handwerk van mensen leed veroorzaken. En ook de vader van Mozart, hoewel een knap musicus en componist, maar niet zo knap als zijn zoon. Ieder heeft zijn of haar eigen kijk op de geschiedenis van het moment, Dikke Alie, een prostituee aan het Zandpad, Willem van der Kemp, die een graantje probeert mee te pikken van de tulpenbollenmanie of Tiny van Veen-Peters, een Brabantse huisvrouw die om haar afwijkende taalgebruik door haar buren met de nek wordt aangekeken.
Stuk voor stuk delen van de geschiedenis van deze grote stad, die dit jaar 900 jaar als stad bestaat. En hoe fijn is het om daar deel van uit te mogen maken!
Frans de Wit.
×