Samenvatting
Dit boek geeft antwoord op de vraag of de verruiming van de bestaande aangifteplicht van artikel 160 Strafvordering van betekenis zou kunnen zijn voor het voorkomen en bestraffen van seksueel misbruik van maatschappelijk kwetsbaren. Aanleiding voor het onderzoek waren vragen van het Nederlandse parlement naar de strafrechtelijke mogelijkheden van verbetering van de ontsluiting van relevante informatie aan de strafrechtelijke autoriteiten. In aanvulling daarop is de vraag beantwoord of er grond is voor een strafbaarstelling van het doen van aangifte van seksueel misbruik binnen eigen kring door bestuurders. Naast een beschrijving van regelgeving geeft het boek een beeld van de wijze waarop informatie over seksueel misbruik anno 2020 wordt ontsloten aan en tussen de betrokken organisaties; in het bijzonder aan de politie en/of het Openbaar Ministerie. Onderscheid wordt gemaakt tussen informatie over seksueel misbruik in institutionele setting, en dat wat zich afspeelt in de particuliere sfeer. Beschreven wordt hoe de samenwerking tussen de hulpverlening, Veilig Thuis, de politie, het Openbaar Ministerie en Inspecties Onderwijs en IGJ op beleidsniveau én praktisch vorm heeft gekregen. Aan de hand van praktijkonderzoek zijn de problemen, maar ook de oplossingen in kaart gebracht die spelen bij het uitwisselen van informatie over seksueel misbruik, in het bijzonder richting de politie. Geïnventariseerd is hoe binnen het werkveld wordt gedacht over een mogelijke verruiming van de aangifteplicht. Voorts is gekeken naar regelgeving van (Europese) landen, waar een vergelijkbaar politiek debat is (gevoerd). De onderzoeksbevindingen worden gepresenteerd in drie scenario’s, met daarin vermelde kansen en risico’s van zo’n wetswijziging.