Samenvatting
Het gebruik van empirische inzichten in de rechtspraktijk en de rechtswetenschap kan zeer waardevol zijn; dat geldt zeker ook op het terrein van het (straf-of civielrechtelijke) aansprakelijkheidsrecht. De koppeling van recht en empirie leidt potentieel immers tot rechtsregels die (meer) in lijn zijn met de realiteit van alledag. Dat enige (mate van) beïnvloeding of sturing van de rechtspraktijk, en in het bijzonder de rechterlijke macht, door empirische inzichten ook nu al daadwerkelijk aan de orde is, wordt onderstreept door het gegeven dat rechters geregeld empirisch georiënteerde veronderstellingen (assumpties) benutten in hun uitspraken. Dit gegeven was aanleiding voor de auteurs in deze bundel om enkele van de zo gehanteerde rechterlijke assumpties te spiegelen aan bestaande empirische en juridisch normatieve inzichten. Immers, bij veel van dit soort veronderstellingen kan men de vraag stellen of deze wel ‘waar’ zijn, of ze wel een afdoende empirische basis hebben. Wat betekent het antwoord op die vraag voor de argumentatieve waarde van de assumptie? Dat vormt de kern van wat de diverse bijdragen in deze bundel beogen bloot te leggen.