Samenvatting
De op Ambon geboren gebroeders Tehupeiory behoren in 1907 tot de allereerste landskinderen van Nederlands-Indië die studeren in Holland – ze volgen de studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. De oudste had toen al furore gemaakt als auteur van ‘Onder de Dajaks in Centraal-Borneo’, ‘het beste boek ooit door een inlander in het Nederlands geschreven’. Zijn jongere broer doet in 1909 van zich spreken, wanneer hij terug in Indië zowel een succesvol studiefonds voor de Molukse jeugd opricht als de nog steeds bestaande vakvereniging van Indonesische artsen. De begaafde dokters Tehupeiory worden in Batavia op handen gedragen door hun patiënten, bruin én blank. Vanwege hun pioniersrol op velerlei gebied worden zij verafgood door hun volksgenoten. Na de Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd raken zij echter in de vergetelheid. Deze roman, gebaseerd op het omvangrijke privé-archief van de jongste broer, verhaalt over hun fascinerende leven en loopbaan, zonder voorbij te gaan aan de persoonlijke tragiek die schuilging achter de successen. Tegelijkertijd wordt een blik geboden op de laatste vijftig jaar Nederlandse overheersing van Indonesië, gezien door de ogen van een intellectuele elite die, balancerend tussen haat en liefde voor het moederland, uiteindelijk kiest voor het vaderland. Herman Keppy (Amsterdam, 1960) is de zoon van een Molukse vader en een Nederlandse moeder. Hij is werkzaam als journalist en onderzoeker, en schreef tot op heden twee historische boeken en twee romans, waarvan Tussen Ambon en Amsterdam (1e druk 2004) de eerste was. www.hermankeppy.com