Samenvatting
De Romeinse staatsman en redenaar Cicero verliest in 45 voor Christus zijn dochter Tullia, nog maar 32 jaar oud. Hij is er kapot van en besluit een troostgeschrift voor zichzelf te schrijven. Het werkt. Aan de hand van allerlei stoïcijnse inzichten weet hij zichzelf te troosten. Zo overtuigt hij zichzelf dat de dood nu eenmaal bij het leven hoort, en dat andere mensen, die hetzelfde overkwam, ook weer opkrabbelden door veerkracht en doorzettingsvermogen te tonen. Cicero’s Consolatio ging verloren in de oudheid. In de renaissance is het troostgeschrift gereconstrueerd op basis van de weinige overgeleverde originele fragmenten en opmerkingen van Cicero zelf over dit werk. Deze reconstructie treft u in dit boek in een fraaie Nederlandse vertaling van Jan Bloemendal, die tevens de inleiding verzorgde.