niet beschikbaar
niet beschikbaar
3.4 Het uitvragen van de rol 3.4.1 Jimmy
Jimmy gaat aan de slag met het eerste rollenspel. De eerste deelneemster van de thuiszorgorganisatie van zorgkoepel Lelystad schuift bij hem aan tafel aan. Ze heet Coby, een stevige, kordate vrouw. De trainer Carola geeft Jimmy de gelegenheid om de situatie die de vrouw wil oefenen en de rol die hij zal gaan spelen uit te vragen.
“Wie ben ik?” vraagt Jimmy opgewekt. Hij praat bewust in de tegenwoordige tijd om Coby te helpen de situatie zich weer voor te stellen alsof het nu speelt.
“Je bent een cliënt van me, een heel bange man”, zegt de vrouw.
De groep begint direct mee te leven. Ze kennen allemaal wel cliënten die bang zijn.
“Hoe oud ben ik?”
Jimmy weet dat er in de thuiszorg vaak sprake is van oudere cliënten, maar ook jongere mensen krijgen hulp aan huis. De leeftijd kan in dit geval belangrijk zijn.
“Je bent in de tachtig”, zegt Coby, “en je zit in een rolstoel vanwege een tia.”
Jimmy weet wat een tia is, door zijn ervaringen in de zorgsector: de hersenen hebben dan een tijdje geen bloedtoevoer gehad, bijvoorbeeld door een stolsel, waardoor iemand uitvalsverschijnselen kan hebben en moet revalideren.
“Ik ben bang. Waar ben ik bang voor?”
“Voor van alles en nog wat.”
De groep lacht instemmend. Ze werken allemaal in dezelfde wijk en beginnen een vermoeden te krijgen over welke cliënt het gaat. Aan het begin van de training is afgesproken dat iedereen vertrouwelijk met de informatie omgaat, zowel over cliënten als over wat collega’s in de training doen en zeggen. Binnen de training is er vrijheid om te praten, de dingen bij de naam te noemen en te overleggen.
Je kunt op allerlei manieren bang zijn, dus Jimmy vraagt door op het gedrag van de tachtigjarige cliënt, zodat hij de grootste kans heeft dat hij dit gedrag straks herkenbaar neerzet voor Coby.
“Wat zeg ik dan als ik bang ben?”
“Je vraagt me steeds om te controleren of alle ramen wel op slot zijn, of ik de achterdeur wel afsluit als ik de kleden heb geklopt en je zegt dat ik boven de gordijnen dicht moet houden.”
Begripvol zegt Jimmy: “Oh, echt?”
Door aan te sluiten bij wat Coby vertelt, hoopt Jimmy dat ze nog dichter bij haar gevoel kan komen die de situatie bij haar oproept. Dat warmt haar op voor het rollenspel en geeft hem alvast de gelegenheid te zien wat voor reacties hij van haar kan verwachten.
Coby blaast de haren uit haar gezicht.
“Pfff, nou ik word er kriegel van”, zegt ze. “En ook boos als hij mijn collega’s afvalt.”
“Wat zeg ik over je collega’s?”
“Dat je liever geen alfahulpen hebt met een kleurtje, omdat ze alles stelen.”
De groep maakt een afkeurend geluid.
Mooi, denkt Jimmy, de situatie raakt opgewarmd. Coby zit erin en de groep herkent het. In zijn achterhoofd noteert hij dat andere deelnemers in de groep op een later moment misschien willen inspringen of dat ze van de situatie een carrousel kunnen maken, zodat iedereen kort kan oefenen met deze deelnemer. Bij een carrousel komt iedereen dan even kort aan bod. Hij zal dat in de pauze wel even overleggen met de trainer.
“Beschuldig ik jou ook weleens van stelen?” vraagt Jimmy, om de spelmogelijkheden in de situatie te verkennen. Als ze zich, doordat de situatie niet echt is, misschien niet echt boos zou maken omdat hij haar collega’s afvalt, dan heeft hij nog een sterkere prikkel achter de hand. Ook als ze zich wel opwindt over de collega’s, zou het kunnen dat ze het heel goed aanpakt. Dan kan hij de moeilijkheid van de situatie nog een treetje verhogen door de beschuldiging persoonlijk te maken.
“Ja, dat heeft hij ook gedaan. Dat vond ik afschuwelijk, terwijl ik zo mijn best voor hem doe.”
“Kan ik me voorstellen. Als ik bang ben en mensen beschuldig, ben ik dan iemand die mijn stem verheft, ga ik druk praten of is het meer ingehouden?”
“Het begint altijd nog redelijk rustig, dan heb ik meestal nog medelijden met hem, want dan zie ik dat hij bang is. Maar als hij zich gaat opwinden, gaat hij ook harder praten. Dan blijf ik liever een eindje uit de buurt.”
“Dank je wel”, zegt Jimmy. Hij kijkt naar Carola. “Ik weet genoeg. O, nee, nog één ding, hoe wil je dat ik heet?”
“Meneer Van Dalen.”
(-)
3.4.3 De theorie
Het doel van het uitvragen van de rol is om zo snel mogelijk tot een speelbare situatie te komen. Wat maakt een situatie speelbaar?
De drie w’s
WIE ga je spelen? Dat is onder te verdelen in:
- Functionele rol: ben je een collega, leidinggevende, klant – kortom: in welke relatie sta je tot het bedrijf
waarbinnen je speelt?
- Relationele rol: valt deels samen met je functionele rol, namelijk in welke verhouding sta je tot de
trainingsdeelnemer die met jou gaat oefenen? Ben je zijn of haar baas, collega, klant of medewerker?
Een ander aspect is: hoe is de verhouding tussen jullie? Kennen jullie elkaar goed of helemaal niet? Hebben
jullie regelmatig conflicten of gaat het altijd prima, op deze ene situatie na? (Een korte manier om hiernaar te
vragen is bijvoorbeeld: “Hoe zie je mij?” of “Wat vind je van mij?”)
- Karakterrol: wat voor type ben je? Wat voor gedrag vertoon je? Ben je niet op je mondje gevallen of juist
verlegen? Hecht je aan regels en procedures of ben je meer van het losse type, ‘we zien wel’? Schiet je
makkelijk in de stress of is er juist weinig wat jou uit je evenwicht brengt? Heb je een hekel aan conflicten en
probeer je die zo veel mogelijk te vermijden omwille van de goede sfeer, of deins je niet terug voor een
robbertje vechten?
Als je deze opsomming ziet, zie je direct al dat het aspect ‘zo snel mogelijk’ onder druk kan komen te staan als je een uitgebreid interview gaat afnemen. Van belang is dat je een soort stroomschema in je hoofd hebt, waar je makkelijk en snel doorheen kunt (wat je helpt om de situatie voor je te zien). Je beperkt je dan tot de noodzakelijke informatie en bewandelt geen zijpaden.
Noodzakelijke informatie is de informatie zonder welke je echt niet kunt spelen.
Als je niet weet of je klant bent of leidinggevende, kun je niet spelen. Of jouw personage vorige week nog gezellig met de trainingsdeelnemer heeft gekletst over de vakantie in Costa Rica met partner Jaap, kinderen Liesje, Loesje en Lotje is informatie waar je gerust zonder kunt. Of je personage altijd alles er direct uitflapt en daarmee mensen kwetst is relevant om te weten, als dit zo’n situatie is die je met de trainingsdeelnemer gaat oefenen. Of je personage de gewoonte heeft altijd af te dingen bij de slager, niet (tenzij de ander de slager is).
×