Fragment
[...]
‘Wees blij dat ik je niet in coma onderaan de trap heb gevonden!’
Woedend was ze weer gaan slapen, maar dat bleek kansloos. Toen hij vanuit de badkamer het bed probeerde te bereiken, was hij gestruikeld over zijn wankelende benen en was hij met hoofd en borstkast op de stalen bedrand terechtgekomen. Het bloed gutste uit de wond vlak boven zijn linkeroog en met veel bombarie, ondertussen mompelend dat er niets aan de hand was, had hij geprobeerd het bloeden te stelpen met “vieze zakdoekjes”, zoals Jacqueline fijntjes opmerkte.
‘Hopelijk heb je een leuke avond gehad.’
Hij proefde enige ironie, durfde haar niet aan te kijken.
[...]
×