Samenvatting
Nadat hij onder invloed van ‘de boze tijdgeesten’ fictie de rug had toegekeerd, besloot Christophe Vekeman op zoek te gaan naar de waarheid en belandde hij, uit adoratie voor de Britse schrijver C.S. Lewis, samen met zijn vrouw voor enkele dagen in Oxford. Daar maakte hij dingen mee die voor een keerpunt in zijn leven zouden zorgen, en die hem meer bepaald, na vele jaren van schoorvoetend twijfelen, definitief de stap deden zetten naar een zo krachtig mogelijk geloof in de verrezen Heer Jezus Christus. Onder meer door middel van gedichten, gezangen, brieven aan zijn vriend en collega Peter Terrin, woeste preken, jeugdherinneringen, bespiegelingen over Johnny Cash, polemische dromen, waargebeurde reisverhalen en ingetogen dagboekfragmenten brengt de voormalige romanschrijver in Tot God verslag uit van deze stap.
Onze eigen schuld was dat, overigens, die verbanning uit de Hof van Eden, onze grote schuld, die wij allemaal, heel democratisch, met elkaar gemeen hebben en delen, zonder aanzien des persoons, zowel de mannen als de vrouwen. Maar ik dwaal af, vrees ik, ik vrees het echt. Ik moet je iets anders vertellen. Ik stel het uit, maar het moet – er is iets gebeurd