Samenvatting
L. van Ulden o.f.m. (1942) werkte veertig jaar als pastoor in Noord-Nederland en is ruim zestig jaar lidmaat van de Fransciscaner orde. Hij heeft een fijne pen die ernstige onderwerpen niet schuwt maar die daar altijd met een barmhartig oog en op milde toon over schrijft. We lezen over vluchtelingen, het ongeboren leven, de uitwassen van het betaalde voetbal, onrealistische huwelijksverwachtingen en corona. Maar ook over het belang van antieke klokken, sjoelbakken, fluitende vogels en de ademhaling van je lief naast je. En in dat alles lezen we een rode draad: wij mensen maken er keer op keer een potje van, we leren daar niets van, we veranderen geen steek en proberen keer op keer vergeefs ,,de ongezonde branden in onszelf” meester te worden. Maar die constatering doet niets af aan de overtuiging dat elk mens goed en lief is in Gods ogen. Van Ulden beziet de wereld vanuit het zonnige schijnsel van het leven naar het evangelie. Zijn verhalen ademen ontvankelijkheid, ruimhartigheid, lichtvoetigheid en mededogen aan een grote lenigheid van taal die moeiteloos de stenen tafelen en smartphones kan verenigen in één zin en daar nog wat zinnigs van maakt ook.