Fragment
Fragment uit het verhaal naar Egmond aan Zee “Mam. Zal ik het linnen dak van de auto oprollen? Dan kunt u onder het rijden alvast mooi bruin worden.
” Ze pakt meteen haar zonnebril uit haar handtas en zet hem op haar neus. Langzaam rijd ik het parkeerterrein af. In het voorbijgaan werp ik nog even snel een blik op het hotel. Ons bezoek was niet gepland, maar achteraf was het wel erg leuk om hier een keer te hebben overnacht.
“Gezellig dat open dak, hè mam? Net een sportwagen.” De punten van mijn moeders sjaal wapperen in de wind. Als we bij de snelweg aankomen, schakel ik terug om vaart te kunnen maken. Ik geef een flinke dot gas, want invoegen met een 2CV blijft een hachelijke zaak. Mijn auto maakt wel een hoop herrie, maar gaat niet snel. In een sukkelgangetje rijden wij achter een stinkende vrachtwagen maar dat gaat mij al snel vervelen. De reclametekst achter op het doek van de vrachtwagen heb ik nu al tien keer gelezen en de uitlaatstank komt zo via ons open dak de auto binnen. Mijn moeder knijpt in haar neus.
Ik doe mijn richtingaanwijzer aan en geef gas om de vrachtauto te passeren. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn snelheid blijkt niet voldoende om er langs te komen. Ik vraag mijn passagiers om vooruitduwende bewegingen te maken. Al voortduwend op onze zitplaatsen passeren wij, gierend van het lachen, de vrachtwagen. Mijn moeder vindt het prachtig en zwaait naar de chauffeur. De chauffeur laat een kort moment zijn gaspedaal los, duwt op zijn claxon en steekt zijn duim op. Nu de volgende vrachtwagen nog en dan hebben wij weer helemaal ruim baan. Een auto achter mij knippert geïrriteerd met zijn lichten. Het gaat hem te traag. Maar sneller gaat het gewoon niet. Met minimaal snelheidsverschil halen wij ook deze vrachtwagen in. Deze chauffeur laat zijn gas niet los en steekt geen duim op. Wel zijn middelvinger.
Met een gezellig gangetje tuffen wij verder. Mijn moeder koestert haar gezicht in het warme zonnetje en vraagt voor de zoveelste keer waar wij eigenlijk naartoe gaan.
×