Samenvatting
Het jaar 1914. Marcus Walters moet zijn jonge vrouw Grete en hun dochtertje Fia in Duitsland achterlaten om als soldaat de zuidgrens van het neutrale Nederland te gaan bewaken. Over die belevenissen houdt hij een dagboek bij. In Tilburg geeft de Vlaamse Andrea van Loosbroek gehoor aan de oproep van de overheid, die particulieren vraagt om Belgische vluchtelingen op te vangen, die bij duizenden de grens over komen. De schoonzussen Clemence en Nadine Vermeire en hun drie kinderen vinden een tijdelijk onderkomen in stadsvilla ‘De Zeven Leeuwen’ waar Andrea woont met haar man Anton, dochtertje Marie-José, de vader van Anton en hun gedienstigen Jeane en Geertruike. En dan is er nog een meisje dat tijdens de vlucht haar moeder is kwijtgeraakt. Een eeuw later vindt Elena, Marcus kleindochter, de dagboeken. Haar interesse in deze onbekende periode uit het leven van haar grootvader verbreedt zich gaandeweg buiten de historische kaders, naar het menselijk ervaren van gemis en ontheemding, het belang van verbinding en ontmoeting en het verlangen naar empathie en acceptatie. Het besef groeit dat het tijd wordt om gecompliceerde familierelaties en ingrijpende gebeurtenissen uit haar eigen leven thuis te brengen. Zo is ‘Thuisgebracht’ een roman geworden waarin semi-autobiografische fragmenten zijn verweven met authentieke dagboekpassages en fictieve verhalen rondom feitelijke gebeurtenissen en personen uit het Tilburg van toen. Elena Walters is een pseudoniem. De schrijfster woont aan de Gelderse kant van de Maas. Na een periode gewerkt te hebben als docent in het voortgezet onderwijs, heeft zij haar loopbaan vervolgd in organisatorische functies in de kunst- en cultuursector en het universitair onderwijs. ‘Thuisgebracht’ is haar debuutroman.