Fragment
Het is 20 november. Er is echt iets aan de hand in mijn lijf. Ik voel me al zo lang uitgeput. Ook doen mijn spieren en gewrichten pijn. Het voelt strak en stijf in mijn lichaam. Mijn hoofd prikt, mijn maag trekt en mijn darmen borrelen. De toiletgang kost behoorlijk moeite. Ontlasten gaat langzaam en zwaar. Het lijkt of mijn lichaam me iets wil zeggen. Dat het belangrijk is iets onder mijn aandacht te brengen.
De gedachte terwijl ik me klaarmaak om naar bed te gaan is: 'Zeg het maar, ik sta open.' Ik krijg lichamelijk geen antwoord, er gebeurt helemaal niets. Morgen maar weer een afspraak maken met de dokter dan maar. De volgende dag zit ik bij dokter B. op de stoel voor zijn bureau. Ik vertel wederom mijn klachten.
Dokter B. kijkt naar zijn scherm voor hem en zegt: 'U gebruikt maagtabletten. Werken die?' 'Jawel', vertel ik verder, 'alleen gaat het poepen steeds minder makkelijk. Ik moet veel druk zetten voordat er iets uit komt en ik heb steeds die buikpijn nog. Ik vertrouw het helemaal niet, dokter.'
'Waar zit je aan te denken dan?', vraagt hij me. 'Nou, misschien is het wel ka....' 'Nee, nee, geen sprake van', interrumpeert hij me. 'Je hebt een drukke praktijk en werkt hard. Je maagklachten zijn spanning-gerelateerd. Je darmklachten ook. Ik denk dat je een spastische darm hebt opgelopen door alle werkstress van de afgelopen jaren.'
Ik denk razendsnel na. Het klinkt me niet onlogisch in de oren en ik ben een geweldige stresskip. En het is erg druk in de B&B en de praktijk. 'Dus u denkt dat het de darm is die van slag reageert op mijn leefsituatie?' Ik kijk naar zijn aura en zie daarin verandering in kleur optreden op keelhoogte. 'Ja, dat denk ik. We zullen eens zien hoe het gaat met extra vezels. Je kunt ze halen bij de assistente.' Zo gezegd, zo gedaan. Ik ben er mee aan de slag. Een verbetering geeft het niet. Zo modder ik een tijdje aan. Goed voelt het nog steeds niet.
×