Fragment
Stel dat er twee werelden zijn. Die van de realiteit en die van de verbeelding. Dan heb ik meer met de laatste. Dus niet de wereld van de harde feiten, de waarheden, de structuren en systemen. Niet van het zeker weten, maar die van het ergens in durven geloven. De wereld van de verbeelding is die van de verhalen. Van de dromen en de illusies. Van de muziek, de dans en het theater. De verbeelding gaat niet over hoe de wereld is, maar over hoe ze zou kunnen zijn. De verbeelding kleurt in, brengt licht in de duisternis en maakt wat mooi is mooier. Het gaat over moed, over creativiteit en biedt hoop en perspectief. Het is de wereld van de schoonheid.
Niet van kanonnen, geschreeuw en gebroken glas. Maar van Irene Dunne die 'Smoke gets in your eyes' zingt op het grote doek van Tuschinski. Van Buziau die met een oogopslag een zaal vol met mensen betovert.
Dit is geen geschiedenisboek, maar een boek met verhalen, die ons meenemen naar het rijke theaterleven van voor de oorlog. Een wereld die niet zwartwit is, maar vol met kleur. We zien de ware helden: de artiesten die crisis, armoede, oorlogsdreiging en angst bestrijden met verbeelding. In het groot en in het klein. De grootheden, maar ook de schlemielen, die elke dag moeten sappelen en een klein beetje geluk proberen te brengen. Een deur gaat open en een heerlijke bries waait de wereld in. Er is de Jazz, de film, de revue. Een dansliedje deint langs het strand van de zee.
Waarom zetten we in onze verhalen over vroeger de lelijkheid op een voetstuk? Waarom wordt de herinnering aan schoonheid verdrongen door die aan het kwaad? Kunnen we die niet vergeten, zodat alleen de andere wereld overblijft?
Dit boek is voor hen die de verbeelding toelaten en met andere ogen durven kijken. De verbeelding die gevoed wordt met sehnsucht, het diepe verlangen naar de schoonheid. De zoete pijn van de heimwee, die overal lonkt. En omdat in die wereld tijd en ruimte geen rol spelen, reis ik vaak terug en loop ik door Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Hilversum. Met de ogen en oren van toen. Dan voelt het even alsof ik thuiskom. De wereld van Schiller, Pschorr en het Scala. Maar ook van de kroegen in De Nes.
De herinneringen kleven zich vast aan de muren van de gebouwen en de klinkers van de straten. Ze zijn de melodie door de straten zweven. Fluisterend. Onhoorbaar voor degene die niet wil horen. Het klinkt als een orkestje dat op een zwoele zomeravond Red Sails in the Sunset speelt in de tuin van Hamdorff in Laren. Ze toont zich als een regenachtige zaterdagavond op het Leidseplein in Amsterdam. Terwijl de theaters uitgaan en onder de lantaarns de natte klinkers wonderlijk oplichten.
Zeg het maar niet meer: dat de tijd meedogenloos voortschrijdt. Steeds dichterbij, om alles op te slokken en niets achter te laten.
Het slaat nergens op, want er is geen tijd. Niet zoals wij die kennen. Ze is slechts een poging om grip te krijgen op een realiteit die ons steeds ontglipt. In de wereld van de verbeelding is de schoonheid tijdloos. Anders zou alles toch zinloos zijn? De echo van haar helden galmt eeuwig door het universum.
De verhalen die in het boek staan, spelen zich dus niet af in een grijs verleden. Het gebeurt allemaal nu. De trein uit Berlijn komt nog altijd piepend en briesend tot stilstand in Den Haag en Fritz Hirsch rent in een noodgang naar het theater. Leon Boedels heeft geen afscheid genomen, hij loopt elke avond nog naar Flora in de Amstelstraat. In die veel te grote woning aan de Lairessestraat ijsbeert Charlotte Köhler door de kamer, terwijl ze een nieuwe rol leert. En de oude jas van Droogkeeltje hangt klaar om weer gebruikt te worden in De Boemelbaron. Ik doe een beroep op uw verbeelding. Want er zijn twee werelden, maar inmiddels weet ik dat die van de verbeelding de mooiste is.
×