Samenvatting
Het ging om een unieke samenloop van omstandigheden. Het betrof opeens heel erg veel jongeren die, voortkomend uit de optimistische geboortegolf na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog, opgroeiden in een wereld die technologisch en economisch uit het vooroorlogse jasje gebarsten was. Religieuze scheidingen, seksuele achterstelling en ambachtelijk vakmatige kennis bleken niet meer voldoende of passend. Veranderingen in wetgeving, langduriger en hogere opleidingen met beurzenstelsels, intrede van vrouwen in het arbeidsproces, een sociaal vangnet en toenemende bestedingsmogelijkheden, ook voor jongeren, leidden tot meer welvaart en mondigheid. Dit in een wereld die sneller veranderde dan voorheen en vroeg om mee veranderende mensen, bewoners, arbeidskrachten. Voor jongeren, voor vrouwen, minderheden, gekoloniseerde landen, maar ook voor werknemers leek meer te bereiken dan voorheen. En dit in meer dan materiële zin. Er was ‘een honger’, een verlangen naar een rechtvaardiger wereld zonder oorlog of achterstelling, met vrijheid voor groepen en individuen. Wat die vrijheid dan ook mocht inhouden. Er leek een groot verlangen naar fundamentele veranderingen te bestaan.