Samenvatting
Bijna zestig jaar na haar vertrek van haar geboorte-eiland Curaçao beschrijft Jeannette Turpijn- van Duinen haar herinneringen aan haar jeugd op Curaçao (1946-1962). Zij was een Isla kind. Haar vader werkte als uitgezonden employé op de olieraffinaderij van de CPIM, de Curaçaosche Petroleum Industrie Maatschappij, later Shell Curaçao. Het is het verhaal van een beschermde en gelukkige jeugd die zij als vanzelfsprekend ervaarde. Pas later beseft zij dat de raffinaderij, die op Curaçao aangeduid wordt met de naam Isla, naast welvaart ook gezondheid- en milieuschade naar het eiland bracht en dat de uitgezonden employés een bevoorrechte positie hadden, vergeleken met de lokale employés. Aan de hand van de verschillende huizen waar ze woonde op het eiland beschrijft Jeannette het leven op Bullenbaai en in het omheinde Julianadorp. De periodes op het eiland worden afgewisseld met verlofperiodes in het koude en onwennige Holland met de Hollandse familie die ze amper kent. Wanneer De Isla begin jaren zestig gaat bezuinigen en inkrimpen volgt het gedwongen vertrek van het eiland. De meeste kinderen van toen zijn nu gesetteld in Nederland of elders in de wereld. Ze zoeken elkaar vaak op, voelen zich thuis bij elkaar en herkennen elkaars weemoed. Ze stellen elkaar de vraag: Wat zeg jij als ze vragen waar je vandaan komt? Dit boek is het antwoord van Jeannette op die vraag.