Inhoudsopgave
Boek I
Cijfers
- O - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 17 - 24 - 30 - 40 - 42 - 50 - 70 - 72 - 77 - 120 - 130 - 144 - 153 - 300
- 400 - 666
Tweede deel
A-W - Aangezicht - Aarde - Adam - Adelaar, zie arend. - Altaar, haard. - Anker - Appel - Arend - Ark - Arma Christi - Arm -
As - Babel - Banier - Bazuin, trompet, sjofar, hoorn - Beker, kelk, schalen. - Berg - Bliksem, donder. - Blindheid - Bloed -
Bloemen, bloesem - Boek - Boom - Bron - Brood - Caduceus - Cherubswagen, vier dieren, - evangelisten. - Doop -
Driehoek - Duif - Draak - Druiven - Duisternis - Duivel - Edelstenen - Eenhoorn - Engel - Ezel - Fluit - Fontein -
Fundament - Gems - Geur, reuk, wierook - Gordel - Goud - Graal, kelk - Granaatappel, appel. - Gras, hooi - Grot - Haan -
Haar - Haard - Hand, vinger - Handen wassen - Handoplegging. - Harp - Hart - Hel - Helm, kroon. - Hemel - Herder -
Hert - Hoeksteen - Hond - Honing - Hoofd, kop - Hooi - Hoorn - Huid - Huis, tent, woning. - IHS - Juk - Kaars - Kandelaar
- Kat - Kerubim en serafim - Kerk - Kever - Kikker - Kind - Kleed - Kleuren - Knielen - Koe, rund, stier - Koning -
Korenaar, tarwe, graan. - Krans - Kring, cirkel, ouroboros. - Kring, Kerk, huis van God, - Kroon - Kruik - Kruis - Kus -
Labyrint - Ladder - Lam - Lamp - Laurier - Lauwerkrans. - Leeuw - Lelie - Lendenen, heup, leden, middel - Leviathan,
draak. - Licht - Linde - Lingam - Lisbloemen, leliebloemen. - Loot - Lot, noodlot. - Lotus - Maansikkel - Mandala -
Mandorla - Mandragora. - Mantel - Masker - Melaatsheid. - Melk - Morgen - Morgenster - Mirthe - Myrre - Mysterieuze
wezens, - geschiedenissen en voorwerpen. - Basilisk - Dogonstam en Sirius B. - Feniks - Griffioen - Hemelwezens. -
Hippogrief. - Mandragora. - Nefilim - Schorpioen - Naakt - Naam - Nacht - Nachtegaal - Nar - Navel, orakel - Nemesis -
Net, netvlies. - Neus - Nevel - Nijlpaard - Nimbus, aureool. - Noach - Noot - Nimf - Obelisk - Oceaan - Octopus - Offer -
Ojancanu, Noord-Spaanse cyclopen - Olie - Olijf - Omen - Omphalos - Omgord, omtuind - Ondergrens, drempel. -
Onthullen, Ontdekken, openbaren - Oog - Oogst - Ooievaar, steltloper - Oor - Oosten - Orgie, carnaval - Oude man -
O(u)roboros. - Oven - Paalwoning - Paard - Pad, weg - Pad (dier) - Paddestoel - Paleis - Palm, Boom. - Pan - Pandora -
Paradijs - Parel, schat. - Parfum, reuk – Patrijs - Pauwveren - Pegasus - Pelikaan - Pels, huid – Pijnappel.
Boek 2
Roos - Rots - Ruimte - Ruïne - Sagittarius, boogschutter. - Salamander. - Sandalen, schoeisel - Sarcophagus. - Satan -
Sater - Saturnus - Scarabee, mestkever. - Scepter - Schaal - Schaal, weegschaal - Schaap - Schaar - Schaduw -
Schapendrijver, schaapherder... - Scapulier, scapuliermedaille. - Schedel - Schelp - Schat - Schepping - Schild -
Schildpad - Schip, boot, vaartuig. - Schoof, schoven. - Schoen - Schone slaapster. - Schorpioen - Schouder - Schoen -
Segment - Seizoen - Serpent, slang, draak. - Sfinx - Sieraad - Sigma - Sirene - Sisyphus - Skelet, knoken, knekels, -
doodshoofd. - Slak - Slang - Slot - Sluier - Smid - Speeksel - Speeltuig - Spiegel - Spin - Spinnen - Spiraal, curve,
wervelwind - Spinnenweb. - Sprinkhaan - Spinnenweb. - Sprankel - Sproke - Spuwen - Staan - Staat - Stad - Staf,
roede. - Steen, rots, molensteen. - Steenbok - Ster - Sterkte - Stier - Stok - Storm - Strijders - Stroom - Struik - Styx -
Swastika - Tabernakel. - Tak - Tanden - Tarot - Tarwe - Tattoo - Tau - Taurus - Taustaf - Tempel - Tent - Terugkeer, inkeer,
bekering - Theater - Titaan - Tiara, hoofddeksel, hoed. - Tijd - Tijger - Tong - Toorn, gramschap. - Toorts, fakkel, zon -
Toren - Tortelduif - Touw, string, reep. - Tovenaar, magiër. - Trapezium. - Triangel - Trident - Trompet - Troon, kroon. -
Tsitsiet - Tuin - Tuniek - Twijg - Twins, tweeling. - Urne, vaas. - Vaandel - Vaas - Vacht - Vagevuur - Vallei, dal - Varken -
Vasten - Vat, recipiënt, schaal - Venus - Verloren paradijs, Paradise lost. - Verlossing, bevrijding, uittocht. - Versiering,
patronen. - Verticaliteit. - Verzoeking. - Vierkant – Vijandschap. - Vingerlevitatie - Vijg, vijgenboom, Vijgenblad. - Vis -
Viooltje - Virgo, maagd. - Visnet, visser. - Vlag, wimpel. - Vleugels - Vlieg - Vlies - Vlucht, terugtrekking. - Voertuig - Voet -
Voorhangsel - Vorm - Vreemdeling, displaced person, - thuisloze - Vrouw - Vrucht - Vulcaan - Vuur - Waarde -
Waarzeggen, Pythia. - Wagen - Wal, muur - Walvis - Wand - Wandelende Jood. - Water - Wapens - Week - Weg -
Wereld, vlees. - Wereldas - Wereldbeeld - Wereldziel. - Werktuigen, techniek. - Weven, klos. - Wezens uit de fantasie,
wezens uit - een andere wereld (Feniks. - Griffioen. - Hippogrief. - Hemelwezens - Nefilim - Mandragora - Schorpioen. -
Sirius B en de Dogonstam) - Wiegen, golvend - Wiel - Wierook - Wijn - Wijnstok, wingerd, wijngaard... - Wilde Man. -
Wijnzak - Wijsheid - Wilg - Wind - Wit - Woede, toorn, gramschap. - Woestijn - Wol - Wolf - Wolk - Worm - Wortel - Woud
- XP - Yin en Yang-teken. - Yoni - Zaad - Zak en as - Zalf - Zalig - Zand - Zandloper - Zee, oceaan - Zegel – stempel -
Zegen - Zeil - Zeis - Zes - Zilver - Zon - Zonde - Zondvloed. - Zoon - Zege, kroon, zegekrans. - lauwerkrans -
Zuurdesem. - Zout - Zuil, pijler, boomstam. - Zwaan - Zwaard, oorlog, twist, wapens.. - Zweep – Zwijn, varken –.