Samenvatting
Dit boek gaat over de wijze waarop ‘extraterritoriale strafvordering’ in Nederland is geregeld. Het Wetboek van Strafvordering bevat in titel VIA van het vierde boek (artikel 539a tot en met 539w) een regeling voor de opsporing van en het onderzoek naar strafbare feiten ‘buiten het rechtsgebied van een rechtbank’. Deze regeling schept een basis in het Nederlandse recht voor de uitoefening van bepaalde strafvorderlijke bevoegdheden op het grondgebied van vreemde staten, op zee, in de lucht en in de ruimte. De centrale vraag van dit onderzoek is in hoeverre en op welke wijze de artikelen 539a-539w van het Wetboek van Strafvordering en de daarin gehanteerde begrippen aangepast dienen te worden om eventuele belemmeringen, tekortkomingen en onduidelijkheden weg te nemen. De studie gaat in op de inhoud en context van de bepalingen, de toepassing van en ervaringen met deze bepalingen in de praktijk, en de wettelijke mogelijkheden voor extraterritoriale uitoefening van strafvorderlijke bevoegdheden in de rechtsstelsels van het Verenigd Koninkrijk, België, Duitsland en Frankrijk. Op grond daarvan komen een aantal aanbevelingen naar voren met het oog op de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het onderzoek werd uitgevoerd door onderzoekers van Tilburg Law School in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).