Samenvatting
In Nederland is een verdachte onschuldig totdat het tegendeel bewezen is. Maar wat betekent dit feitelijk voor de toepassing van het sanctierecht en strafprocesrecht? Deze uitgave verkent de onschuldpresumptie in haar volledige breedte. Van de historische grondslagen tot de rechtspraak van het EHRM en de dagelijkse toepassing in de rechtspraktijk. De onschuldpresumptie is een centraal rechtsbeginsel in het Nederlandse strafrecht. Een verdachte is onschuldig, totdat het tegendeel bewezen is. Een ogenschijnlijk eenvoudig uitgangspunt, dat in de praktijk de nodige interpretatiekwesties opwerpt. Wat betekent het om iemand voor onschuldig te houden? Wanneer is het tegendeel afdoende bewezen? En op welke wijze vindt dit rechtsbeginsel haar weg in de Nederlandse strafvordering? Totdat het tegendeel is bewezen behandelt de uitwerking van onschuldpresumptie in het Nederlandse strafrecht in de volledige breedte. Naast een verkenning van de grondbeginselen erachter, besteedt de auteur volop aandacht aan de dagelijkse toepassing ervan. Het boek behandelt uiteraard onder meer de steeds verder uitdijende jurisprudentie van het EHRM en het VN mensenrechtencomité. De uitgave verkent de onschuldpresumptie vanuit een viertal perspectieven. 1- Historisch perspectief: de ontwikkeling tot universeel rechtsbeginsel. 2- Inhoudelijk perspectief: wat houdt de onschuldpresumptie in de kern in en hoe verhoudt het zich tot conflicterende belangen? 3- Internationaal perspectief: Onderzoek naar de jurisprudentie van het EHRM en het VN mensenrechtencomité, alsook de in 2016 in werking getreden EU-richtlijn over dit thema. 4- Nederlands perspectief: in hoeverre doet het Nederlandse strafproces voldoende recht aan de onschuldpresumptie? In de behandeling van de onschuldpresumptie analyseert de auteur de klassieke pijlers van het strafrecht. Hieronder vallen de verdeling van de bewijslast, het stelsel van dwangmiddelen en de onpartijdigheid van de strafrechter. Ook recentere ontwikkelingen blijven niet onbelicht. Zo treft u een analyse van de rol van de voorlopige en dadelijke uitvoerbaarheid van sancties, de invoering van nieuwe gronden voor voorlopige hechtenis, de ontnemingswetgeving en de opkomst van nieuwe media. Niet eerder is in Nederland zo uitvoerig en volledig onderzoek gedaan naar dit breed toepasselijke en fundamentele rechtsbeginsel. De uitgave is bestemd voor alle juridische professionals die zich bezighouden met lopende strafzaken. Door de brede behandeling van actuele rechtskwesties spreekt de titel evenzeer de wetgevende macht aan.