Fragment
Onderweg terug naar huis hoorde Buurman Beer de vleugelslag van een roofvogel, maar hij zag niets. ‘Iedereen ziet het verschil tussen zon en honing’, hoorde hij de stem van Buizerd van Boven zingen. ‘Scheer je weg!’, riep Buurman Beer boos. Thuis plofte hij verloren op de bank neer. Hij zat daar tot het avond werd. Later die avond opende hij een kastje en haalde er iets uit dat in een zwart laken was gewikkeld. Hij likte met zijn tong over zijn lippen. Oh, wat had hij zin in honing.
Het zwarte laken voelde warm aan. Buurman Beer ging aan de keukentafel zitten. Voorzichtig vouwde hij het laken weg. Toen hij het laken bijna had weggevouwen kon hij zich niet meer bedwingen. Hij bracht het pakket naar zijn mond toe. Het felle licht verblindde hem. Het leek wel of de zon opkwam in zijn huisje. Dit ontging niemand. Het leek of de zon terug was, maar waar kwam het licht vandaan?
Alle inwoners verzamelden zich rond het huisje van Buurman Beer. Ook hertog Luuk. Zelfs de Goeie Grutten waagden zich naar buiten toe. Buizerd van Boven en de bijen hielden het schouwspel vanuit de lucht in de gaten. Hertog Luuk klopte aan. Verblind waggelde Buurman Beer naar de deur en deed open. Daar stond hij met de zon in zijn handen. Hij kon niemand zien, maar iedereen zag hem. Buurman Beer had de zon gestolen.
×