Samenvatting
Rilke (1875-1926) is de dichter der dichters. Al zijn teksten zijn bezield door dezelfde adem, zowel zijn grote dichtwerken zoals de Elegieën van Duino en de Sonnetten aan Orpheüs als de minste van zijn brieven. Rilke leefde als dichter met het hoogste risico, in de wijdste ernst, in volstrekte onschuld. Hem lezen is binnentreden in het geheim van de poëzie die, éénmaal waargenomen, je niet meer met rust laat. In dit open gevaar toont Rilke een weg. Een weg onderscheiden van de gevestigde religies en de geruststellende snelwegen van de intellectuele en dodelijke kennis. Een weg zonder de minste dromerij, zonder vertroosting. Hij toont ons hoe we resoluut mens kunnen zijn, luisterend naar het onzichtbare en vol zorg voor de kleinste en meest geheime geheimste vibratie van onze natuur. Hij leert ons om met haar hulp steeds verder te reikhalzen. De liefde en de seksualiteit, waarvan hij de veel te vaak bespotte vrijheid wist te overwegen, zijn de ruimte voor een transformatie, een metamorfose en een gericht zijn naar het onmogelijke dat niet wordt prijsgegeven. Een ware spirituele weg... Fabrice Midal onderricht de boeddhistische meditatie in dialoog met dichters uit het Westen in het centrum Prajna & Philia (École Occidentale de Méditation) gevestigd in Parijs en Genève.