Fragment
Ik trapte de branddeur open en rende het hok uit. Vlug keek ik omhoog waar het alarm moest hangen. Want het hing ongetwijfeld ergens aan de gevel. Niet hier en ik rende, in de nog steeds stromende regen naar de voorkant waar de pick-up mij zowat omver reed. ‘Wat…de hel?’ De ruit aan de bestuurderszijde was kapot, een vrouw met een enorme bos blonde krullen in een Zeeman jasje, zat achter het stuur en scheurde de hoek om. Naast haar Olivia die mij met grote, angstige ogen aankeek. Ik richtte tevergeefs het geweer, het was een kansloze actie. Ik had haar nooit kunnen raken met Olivia ervoor. De sirene loeide nog steeds keihard en ik keek opnieuw naar de gevel. Recht boven de voordeur aan de muur het kastje met een oranje zwaailicht. Ik richtte en schoot. Er bleef weinig van over. Het geluid echode en stierf weg. Een autodeur sloeg dicht en ik rende terug de hoek om. Olivia was een meter of tien verderop uit de wagen gezet en de wagen trok nu weer op. Ik schouderde het geweer, richtte op de vrouw en schoot gelijktijdig met dat ze een bocht maakte. De achterruit sprong kapot. De auto reed door, het was een gemist schot. Olivia huilde en raapte haar spullen die uit de tas waren gevallen bij elkaar. We moesten voortmaken omdat de sirene waarschijnlijk elke ondode in het dorp hierheen had gestuurd. Ik knikte de loop en probeerde in mijn achterzak te komen, wat bemoeilijkt werd door de poncho. Ik vloekte inwendig. Stappen kwamen ineens snel dichterbij. Een ondode sprong uit de zijstraat op Olivia en er was niets wat ik kon doen. De man had een camouflagebroek aan met legerkisten eronder. Een gescheurd wit T-shirt erop, onder het bloed. Hij klauwde in haar en scheurde met zijn tanden in haar nek de huid aan stukken. De klap tegen het asfalt had haar bewusteloos geslagen want ze gaf geen kik. Ik was nog steeds bezig te herladen.
×