Samenvatting
Charles Dickens werd geboren als tweede van acht kinderen van John Dickens en Elizabeth Barrow. Toen hij tien was, in 1822, verhuisde de familie van Rochester (Kent) naar Camden Town in Londen om dichter bij vaders werkplek (het Navy Pay Office in het Somerset House) te wonen. Dickens maakte de reis met de postkoets alleen. Er waren geen andere passagiers en hij had enkel sandwiches, een boek en wat kleren bij zich. Die droefgeestige reis, op een regenachtige zomerdag bleef hangen en hij zou hem later beschrijven in zijn bundel The uncommercial traveler: 'Het regende hard, en nooit zal ik die geur van nat stro vergeten.' Camden Town ligt op dat moment in het noordwesten van de uitdijende en lawaaierige metropool. De wijk en de stad inspireerden Dickens en kropen in zijn kleren: de overvolle straten met karren en koetsen, met ruiters en straatventers, de eet- en koffiestalletjes tussen de afvalhopen en de bouwwerven in, de blootsvoetse en in lompen geklede kinderen... Dickens zou in de loop van zijn leven overal komen: in werkhuizen en huurkazernes, in duistere kroegen, een opiumkit en mistige steegjes, in sloppenwijken en lijkenhuizen, in gevangenissen. Hun nieuwe huis in Bayham Street was met een meid en een onderhuurder niet alleen druk bevolkt, het was ook benepen. De financiƫle moeilijkheden van zijn vader, een aimabel man, speelden hierin een rol. In 1824 werden zijn vader en de familie wegens schulden in de beruchte gevangenis Marshalsea Prison opgesloten. De twaalfjarige Charles verliet zijn school en ging werken in Warren's Shoe Blacking Factory. In die schoensmeerfabriek, in een vervallen magazijn bij Hungerford Stairs aan de oever van de stinkende rivier, werkte hij tien uur per dag en leerde hij de arbeidsomstandigheden kennen. Het werd, net zoals de gekwetste kinderziel, een belangrijk thema in zijn werk. Naar Wikipedia