Fragment
Hoofdstuk 1
Een dag uit het gewone leven
Ochtendritueel: nog even in ons warme holletje. Mijn hand losjes op haar schouder.
ʽGoeiemorgenʼ, fluister ik.
ʽMmmhhh,ʼ klinkt het brommend, ze draait haar hoofd om, een nog niet helemaal wakker kus.
ʽKlik ... just one look at you ...ʼ Ik hum mee.
Mijn rechterhand gaat omhoog en ploft vervolgens op het apparaat.
Mijn pantoffels aan, de deur zachtjes open. Het is nog stil. Ik loop naar de badkamer, doe het licht aan, laat de wasbak halfvol lopen met water, pak de scheerkwast en zeep me in met het schuimende goedje. De kop beweegt soepel, de Gillette scheermesjes schrapen op mijn huid. Ik maak een nonchalante beweging met de linkerhand en zie de klontjes schuim met haartjes drijven in het water. Ik trek mijn donkerblauwe nette broek aan, het licht blauwe DiMaggio overhemd met dunne groene streepjes en mijn Paul Stuart pullover.
De geur van koffie prikkelt mijn neus, de deur van een kinderslaapkamer gaat langzaam op een kier.
ʽHoi pap.ʼ
ʽGoeiemorgen.ʼ
Ze heeft de armen al door de lange mouwen gestoken van het shirt met Tweety afbeelding op de borst. Ik help haar om het hoofd door de opening te doen. Samen gaan we naar de kamer van de jongste. Ik leg mijn wijsvinger op mijn lippen.
ʽSssst.ʼ
Haar oogjes zijn nog gesloten, ze is in een ander land. Mijn hand beweegt langzaam over haar hoofd om haar voorzichtig wakker te maken.
ʽBoe!ʼ
ʽIk dacht dat je nog sliep, lieverd.ʼ
ʽNee, a heemaa wakke.ʼ
Haar bungelende beentjes hangen over de rand van de commode, de hieltjes trommelen tegen de kastdeurtjes. Ik trek haar een maillotje aan met gele, groene, blauwe en rode ringen en bijpassend kleurig truitje met een wit kraagje. Het hekje kan nu open, eerst gaat haar zus, dan ik en zittend op de billetjes komt de jongste trede voor trede achter me de trap af. Beneden op tafel liggen vier placemats, twee met een bloemenmotief en twee met grappige tekeningen van beertjes met dikke buikjes. Op drie van de placemats staan ontbijtbordjes, op de vierde een bordje met Bambix. In het midden een broodmandje met versgebakken pistoletjes, de oudste pakt er één.
ʽWil je voor mij opensnijden?ʼ
ʽNatuurlijkʼ, zegt moeder, ʽkijk eens, alsjeblieft.ʼ
Ze pakt de pot met pindakaas, haar eigen mesje en begint te smeren. Dikke klodders vallen op de placemat.
ʽik zag twee beren …ʼ begint ze te zingen.
De jongste slaat met het lepeltje in een bordje op de maat mee en spetters landen op tafel.
ʽZo, jij bent muzikaal!ʼ Ik kijk naar Brenda die ook moet lachen om onze kleine.
ʽIk pak straks wel een doekje.ʼ
ʽOké, mam.ʼ
...
ʽKom meiden, schoenen aan!’
Tadaa, in ganzenpas naar de gang.
ʽMag ik ze van u ook vastmaken?’
ʽJazeker, want jij hebt al het strikdiploma.’
Ik neem de achterdeur, loop naar de schuur, pak de fiets en rijd via het achterpad naar de voorkant. Er waait een fris voorjaarsbriesje in mijn gezicht. Ze staan te wachten met hun jasjes aan en rugtasjes. Een afscheidskus voor Bren, zij pakt nog even snel mijn hand. Haar vingers glijden liefkozend over de mijne.
ʽTot vanavond, toetel. Rond half zeven ben ik thuis.’
ʽOké, fijne dag.’
ʽJij veel plezier en succes met autorijden.’
Ashleigh staat al te springen.
ʽZo meiske, kom maar achterop zitten.’
ʽWhoohoo.’
Met een zwierige zwaai van mijn rechterarm landt ze op het zitje.
De oudste staat ook al te trappelen.
ʽJij mag op de stang, dan mag je ook papa’s koffer vasthouden.’
ʽWat zit daar allemaal in?’
ʽPapieren voor papa’s werk, een appel en de Volkskrant.’
We lopen langs onze nieuwe auto, mijn vrouw gaat er vandaag met een vriendin mee naar Utrecht. Ik loop er rakelings langs. Uitkijken dat ik hem niet raak want we hebben hem pas een week. Hij is een stuk groter dan de vorige, er is meer ruimte voor de buggy en andere kinderspullen. We hebben het hypotheekbedrag verhoogd met hoge personeelskorting op de rente.
Nog vijf minuten lopen. Met de fiets aan de hand balanceer ik als een evenwichtskunstenaar over het pad met aan weerszijden beukenhagen met lichtgroene blaadjes. Bij het kinderdagverblijf breng ik de jongste naar binnen, loop naar buiten en blijf even staan. Zij staat bij het raam en tekent op de ruit een hartje. We drukken allebei een zoen op het glas en drukken onze handen ertegen. De vingerafdrukken blijven achter.
Daarna gaan we door naar school, de oudste en ik lopen hand in hand door de gangen die gevuld zijn met kakelende en kwetterende kinderstemmen.
ʽDag pap.’
ʽDoei lieverd.’
Over het aangepaste fietspad, de boomwortels zijn verwijderd en er is opnieuw geasfalteerd, vervolg ik de weg.
...
ʽGoedemorgen.’
ʽGoedemorgen en een fijne dag.’
Deze man van de fietsenstalling met zijn grijze lokken onder zijn Fryslân Boppe muts vandaan zouden ze een lintje moeten geven. Altijd vriendelijk, altijd glimlachend.
Trap af, trap op naar het perron. Ik sta stil onder de stationsklok. Nog vijf minuten voor de trein komt. Ik snuif een vleugje eau de toilette op, gelukkig niet overdone, van een grijzende dame met donker brilmontuur die parmantig voorbijgaat met haar bungelend handtasje om de arm.
Het is gelukkig niet druk in de coupé, wel ruikt het muf. Fijn, een plek voor mezelf, tegenover me op de rode bank alleen een getekend hart met aan beide zijden een pijltje erdoor. Met dikke viltstift in het hart, het lijken wel gekalligrafeerde letters, staan de namen: Suzanne & Dik. Daar is tijd aan besteed. Even het raampje een stukje open.
Ik ga weer verder in het boek dat ik van een vriend te leen heb, over Albert Luthuli. Nobelprijswinnaar voor de vrede in mijn geboortejaar.
" … hij werd het liefst Mvumbi (zijn Zoeloenaam die ʽaanhoudende regen’ betekent) genoemd …", staat te lezen.
Ik probeer me iets voor te stellen bij zijn aanhoudende regen van pacifisme. De straten in onze wijk zijn allen voorzien van namen van winnaars van deze prijs voor de vrede.
Bloeiende brem staat in de bermen te pronken, de trein mindert vaart, waardoor ik steeds beter de bloemen kan bewonderen. Een stop bij het een-na-laatste station. Op de plaats tegenover me neemt een jongen van rond de twintig jaar plaats, studentenbrilletje, verward haar waarvan de pieken vanmorgen behoorlijk met gel zijn bewerkt. Met een plof landt zijn rugzak op de bank.
De trein zet zich weer in beweging. Ik hoor een luid roepend kiééh en schuin omhoog kijkend zie ik de witte onderkant van vleugels in de blauwe lucht.
Een herinnering aan de strofe van een gedicht schiet te binnen: "buiten buitelen buitenzinnige buizerds langs buiken van wolken ..."
Het boek verdwijnt in het voorvak, klik, klak, koffer dicht. De deur gaat open en een aantal personen uit de groep opeengepakte mensen probeert direct in te stappen. Een man naast me, een kop groter, en ik maken ons breed en versperren zo de ingang. ʽEerst eruit, dan erin’, gaat door mijn hoofd. Een wederzijdse knik van verstandhouding, de trap naar beneden, langs de geopende tussendeur die naar de altijd fris ruikende toiletten leidt. De muntstukken die op het schoteltje vallen, maken een rinkelend geluid.
Ik vervolg mijn weg en loop langs de grijze zuilen.
ʽSorry, ik hoop dat ik u niet bezeerd heb.’ Een vrouw, met een kapsel vol effecten van waterstofperoxide en ook een Delsey-koffer - ik heb een blauwe uitvoering zij een bruine - helblauwe ogen en één streep van haar linkermondhoek naar de rechter, stoot hard tegen mij aan. Gelukkig zit er een dekseltje op mijn kartonnen stationsbeker met koffie.
ʽNee hoor, ik kan nog steeds lopen.’
De mondhoeken gaan omhoog, er verschijnt een betoverende glimlach.
Ik loop verder door de stationshal, die gevuld is met de geuren van koffie en croissants.
Bij het busstation stap ik in de trolleybus.
Die rijdt even later over de nieuwe brug van de grote rivier. Het zoemende geluid van de trolley maakt me slaperig.
ʽEindhalte!’ klinkt een vermoeide stem.
Die zal wel zin hebben in pauze, denk ik.
ʽGoeiemorgen,’ zegt de jonge Hindoestaanse receptioniste met het lange gezicht en ogen die diep in de kassen staan. Zij geeft een knipoog vanachter de brillenglazen.
ʽHoi.’
Het zacht zoemen van de liftdeuren, veel samengepakte mensen, met moeite kan ik erbij.
De deur van de lift gaat open.
ʽSorry, mag ik er even door?’
Het geroezemoes komt mij aan het begin van de gang al tegemoet en wordt alsmaar luider. Knipperende elektronisch bediende lampjes tegen de muren van de afdeling. Een rode indicator voor de langst 'hangende' wachtende: 132 seconden.
ʽGoeiemorgen allemaal.’
Een paar opgestoken handen. Ik tel acht van de dertien medewerkers.
Op het beeldscherm ook led-jes en getalletjes die corresponderen met de informatie op de kastjes.
ʽ… begin december a.s. ontvangt u de nieuwe polis voor het volgende jaar’, klinkt het naast me.
Daar komen ze met z’n achten aan, geen tijd meer om er over na te denken.
Spannend zo’n eerste keer. Heeft het oefenen met collega’s en thuis resultaat gehad?
ʽDit is de groep mensen waar we over gesproken hebben vorige week.’
ʽWelcome to the Sales department, the so called entrance door of our company. It is here, where the first contacts with clients take place by telephone. After this presentation your host will bring you to Customer Service. All employees work in shifts, some of them part-time.
…
ʽAny Questions?’
ʽMy compliments for your English.’
ʽThank you.’
ʽIt has a little American accent. Where have you picked that up?’
ʽRelatives of my wife live in Los Angeles.’
ʽWell, that explains about everything.’
Pffff…
Een knipoog van onze adjunct-directeur. ʽIk bel je volgende week nog een keer’, zegt hij.
’Thank you all for your attention. Bye bye.’
Hè hè, even inzakken op mijn bureaustoel.
Een medewerkster komt snel naar mij toe. ʽKan ik je even spreken?’
Ik kijk op mijn beeldscherm. Nog veel mails die op een antwoord wachten. Sommige hebben haast.
ʽKan het na de lunchpauze of is het heel dringend?’
ʽKan wel erna.’
In het bedrijfsrestaurant schuif ik de vitrine open en neem een broodje gezond, bij de corner met warme happen een kop minestronesoep. Even het menu lezen voor vanavond.
Oh, lekker. Indisch eten, zal het zo smaken als thuis?
ʽHeb je gister voetballen gezien?’, vraagt een van de collega’s aan tafel.
ʽNee, daar kijk ik bijna nooit naar. Samen met mijn vrouw The Mission gekeken.’
ʽIs dat een Tv-serie?’
ʽNee, een film.’
…
Bij terugkomst een briefje op mijn bureau, het handschrift in sierlijk krullende letters.
"Meneer Klaassen komt vanmiddag niet op sollicitatiegesprek. Hij is ziek. Ik heb vanmiddag vrij genomen. Groetjes."
De afzegging komt me eigenlijk wel heel goed uit.
ʽKom Joyce, dan gaan we even apart zitten.’
ʽWaar ik je over wil spreken, is het volgende: onze jongste dochter heeft een oproep van het ziekenhuis. Ze wordt volgende week donderdag geopereerd. Ik heb een aantal dagen nodig om haar op te vangen als ze thuis komt. Daar heb ik vrij voor nodig.’
ʽWaaraan wordt ze geopereerd?’
ʽDe metalen pin uit haar been wordt verwijderd.’
ʽOei, wat vervelend. Heb je al iets geregeld? We verwachten een drukke periode zoals je weet.’
ʽIk durf eigenlijk niet zo goed aan collega’s te vragen diensten over te nemen. Want ja, ik moet dan ook vertellen wat er aan de hand is.’
ʽWat is dan het probleem, Joyce? Je dochtertje heeft medische hulp nodig en denk je dan dat je collega’s dat niet begrijpen?’
Ze haalt onhandig haar schouders op, zwijgt.
ʽHet lijkt mij verstandig om daar open over te zijn. Voor mijn gevoel kan dat. Zullen we het zo dadelijk bij het werkoverleg inbrengen?’
ʽAls jij zegt dat het kan, graag.’
…
Het werkoverleg is afgelopen, een aantal collega’s hebben diensturen van Joyce overgenomen.
ʽChris, kan ik jou even spreken?’
ʽJa, is goed’, klinkt het bedeesd.
We blijven in de spreekkamer zitten, de deur gesloten.
ʽHet is mij opgevallen dat je in de afgelopen week drie maal te laat op het werk bent verschenen. Ik maak me zorgen over je.’
Tien seconden stilte, zoals we in de cursus Verzuimbegeleiding van de afgelopen weken hebben geleerd en ik blijf hem aankijken.
Hij begint te huilen.
ʽI... , i..., ik…weet…niet… w w w waar te beginnen’, snottert hij.
ʽHier is een tissue.’
ʽDank je.’
…
Chris en ik lopen samen op. Hij naar de uitgang, ik naar het teamoverleg. Als ik voor de deur van het kantoor stop, pakt hij even mijn arm. ʽIk ben blij dat jij er over begon, dat we erover hebben gepraat en afspraken hebben gemaakt.’
ʽFijn’, zeg ik met een tevreden gevoel. Nu al het eerste resultaat van de opleiding.
Met mijn jas over de arm, de koffer in de hand, loop ik met de andere teamleiders het spreekkamertje binnen.
ʽKom snel binnen allemaal.’
Geen koffie of thee, een grijs bureau, zwarte stoelen met chromen poten, en een whiteboard.
ʽWe hebben een half uurtje de tijd. In de komende week wordt duidelijk hoe onze organisatie er aan het eind van dit jaar uit zal zien. Ik heb jullie bijeengeroepen om aan te geven hoe de communicatie plaats zal vinden’.
Ik reageer gelijk. ʽIk krijg niet het gevoel dat medewerkers optimaal worden geïnformeerd en opgevangen.’
ʽDat is precies wat van jullie verwacht wordt.’
…
Ik zie de bus aan het einde van de lange laan met populieren al aan komen rijden. Na een dag hard werken moet ik mezelf er toe zetten om naar de halte te rennen. Gelukkig staat er een hele rij mensen te wachten. Ja, gered. Al is het met moeite. Naar het station, net nadat ik in de trein stap, klinkt het fluitje van de conducteur.
’Gelukt,’ denk ik.
…
Vrije avond voor de boeg
ʽPrettige avond.’
ʽTot ziens.’ De jonge knul met zwart haar en een vlassnorretje bij de fietsenstalling heeft een verdomd hoge stem.
Op weg naar huis maken de fietsbewegingen mijn hoofd leeg.
De halfhoge lichtgekleurde beukenhoutenlambrisering in de gang vangt nog net een glimp zonlicht en de paar noesten in het natuurhout vlammen even op. Als de deur achter me in het slot valt, glijd ik liefkozend met mijn hand langs het ietwat ruwe oppervlak.
ʽBukken.’
ʽKomt tie.’
Mijn aandacht is nu gericht op de keuken. Want daar komen de kreten vandaan. De kinderen zijn duidelijk met iets leuks bezig. Snel loop ik naar de kapstok en trek mijn witte McGregor jas uit. Normaal gooi ik mijn jas met een welgemikte worp op de kapstok maar nu ... Ik pak een hangertje, hang de jas netjes over het knaapje. En trek zelfs de mouwen even recht. Ik heb de jas net een paar dagen en ben er ontzettend blij mee. En het wit moet nu nog even wit blijven. Straks, over een maand of twee, mag er af en toe een vlekje opduiken. Maar nu, absoluut niet!
Snel richting de keuken. De geuren slaan zich om mij heen als een zijden sarong. Een donker hoofdje kijkt verrast op.
ʽPaps, kus.’
ʽNee, ik eerst.’ De jongste, blond en bijdehand, probeert er tussen te komen.
ʽKom op, allebei tegelijk dan.’
Twee dikke smakken.
Dan pak ik het handje van Ashleigh in mijn ene hand, die van Rachel in mijn andere en we lopen naar het fornuis.
…
Ik open het deksel van de grote geëmailleerde soeppan, van buiten versierd met een oosters tafereel van een rivier, vissen, paalwoningen en een opkomende zon boven een berg met groene begroeiing. Ik bespeur in de bouillon van de soepkip knoflook, de rozenachtige citroengeur van sereh en verder daun salam, oosterse laurier. Nieuwe aroma’s breng ik thuis. Gember en haar familielid laos waarvan de geur mij aan pijnbomen doet denken. Als laatste vragen ook ui en prei in deze luchtjes om aandacht.
...
Af en toe komt er een bel omhoog aan de oppervlakte, die even snel weer uiteenspat als in een warmwaterpoel op IJsland. Ik zie de blaadjes daun salam en de sereh opborrelen.
ʽTafel dekken, kids.’
Het tafellaken, fris en glad, landt op de glazen bovenplaat. De vier diepe borden komen zacht neer, de vorken en de lepels met iets meer geluid. Daarna frisbeeënd de twee onderzetters. Daarop de grote soeppan en de stoompan met de dampende riekende rijst met de langste rijstkorrel ter wereld.
Rondom de grote pan met witte rijst is sprake van filevorming, een drukte van allerlei schaaltjes. Een gevuld met prei, fijngesneden van het overgebleven laatste stukje, een schaaltje met taugé, de volgende met blokjes gefrituurde aardappel. Nog een schaal met soe-oen. Het kan niet op. Een schaal met stukjes ei, bawang goreng en gehakte selderij.
Als laatste een schaaltje met een beetje zoetig ruikende stukjes geplukt kippenvlees. Verder nog een klein glazen potje met daarin een mengsel van citroensap en verse in kleine stukjes gesneden groene rawit.
ʽAlleen aan ruiken lieverds.’
…
Eerst de opscheplepel in de berg rijst duwen en dan opladen. Daaromheen vult ieder zijn eigen bord naar keuze. Dan, met een sierlijke handbeweging als uit een Indonesische dans, giet mijn echtgenote met een grote zilveren soeplepel de hete bouillon over deze gerechten over elk bord heen. Selamat makan!!
…
Ik laat het aroma op me inwerken, bespeur weer de prikkelende vleugjes gember. Uitkijken geblazen met dit goedje. Een combinatie van mathematische precisie en oosters Fingerspitzengefühl maken het precies goed.
De eerste hap. Nog een beetje van het kleine potje toevoegen. Mmmm, lekker pittig. De zacht scherpe gebakken uitjes kraken tussen mijn tanden. Op mijn tong wordt ook het verhaal verteld van de ietwat zoete smaak van het kippenvlees dat gisteren ruim een halve dag op het vuur heeft gestaan om bouillon van te trekken.
…
ʽVoor morgen kun je nog wel wat in een schaaltje doen en opwarmen in de magnetron.’
ʽLekker. En is het goed gegaan met de auto?’
ʽRijdt als een zonnetje, fantastisch, veel soepeler dan de vorige.’
ʽSuper.’
ʽHoe was het op het werk?’
ʽDruk, Engelse presentatie en een bijeenkomst over de reorganisatie.’
ʽOoh, en?’
ʽVolgende week wordt alles duidelijk, voorlopig hoeven we ons geen zorgen te maken.’
…
ʽZullen we afruimen meiden?’
De vieze borden gaan in de rekken. De vorken, lepels en messen verdwijnen rammelend in de vakjes van de vaatwasmachine. Morgen draait ie weer.
Even later loop ik de trap op. Er klinkt ʽalle eendjes zwemmen …’
Een plas water ligt buiten de douchebak en erin plastic badspeelgoed. De jongste help ik met afdrogen, pyjama en pantoffeltjes met muisjes aan. Ashleigh pakt mijn hand en we lopen samen naar de slaapkamer. De oudste zit al klaar op bed, met beren en poppen om zich heen.
ʽPlons, plons, plons ... ’ begin ik.
De meiden zetten in ʽ... de kikkertjes gaan snel in bad, erin en dan eruit.’
Na een minuutje zijn ze uitgezongen.
ʽZo, en nu gaan deze kikkertjes het bed in.’
ʽAh, pap, nog een keer.’
Opnieuw klinkt ʽplons, plons ...’
Dan eindelijk de welterusten kus.
ʽLekker slapen.’
...
Ik geniet van het nieuwe zoemende geluid. Een stukje omrijden via de provinciale weg en om hem uit te proberen trap ik hem een beetje op zijn staart. Een kerkklok slaat. ʽOh, al acht uur’, zeg ik tegen mezelf. ʽNou ja, dan maar iets later.’ Tien minuten later kom ik aan.
ʽZo, nieuwe auto?’
ʽJa, sinds vorige week.’
ʽZiet er heel mooi uit. Een stuk groter dan de vorige en ook meer cc’s niet?’.
ʽJa, heel wat meer cc’s.’
In de speelzaal de vertrouwde geur van de houten schaakborden en sigarenrook. Even kijken tegen wie. Yes, ik moet tegen hem! Hier heb ik mij terdege op voorbereid in de afgelopen dagen.
ʽKoffie?’
ʽNee, doe mij maar spa rood, alsjeblieft’, zegt mijn tegenstander.
Ik heb net een zet gedaan, volgens mij een hele goede. Hier moet hij over nadenken. Hij neemt de tijd. Ik sta op, loop een van mijn rondjes door de zaal. Daar heb je Gerard, net vader geworden.
ʽGefeliciteerd, hoe is de bevalling gegaan?’
ʽHeel goed.’
ʽWat een fantastisch gevoel, zo’n klein hoopje mens.ʽ
’Wat je zegt.’
…
Om half tien zit ik met mijn tegenspeler in een hoekje bij de bar om de partij na te bespreken.
ʽAls ik nou maar die zet had gedaan.’
ʽMaar dan heeft je koning nog steeds grote problemen’, zeg ik.
ʽDaar heb je gelijk in.’
ʽZullen we naar café De Bommel gaan?’ vraagt John, een van de toeschouwers die net is komen aanlopen.
ʽDat is een goed idee.’
We lopen vijf minuten.
ʽTingeling.’
Ik waan me weer even in een oude kruidenierswinkel.
ʽZijn jullie er weer?’ Een plagerige, ietwat hese stem, klinkt vanachter de bar.
Haar opgestoken blonde haar met krullen, sweater van U2, lange zilveren oorbellen met drie rode blokjes onderaan, het is mij allemaal bekend.
ʽDe doos staat al in de hoek klaar. Allemaal hetzelfde recept van de tap?’
ʽJa lekker,’ klinkt het uit dorstige kelen.’
Zij komt achter de bar vandaan en loopt in haar donkerbruine leren broek en bijpassende schoenen met hoge hakken naar ons toe. Ze zet de, met het amberkleurige vocht, gevulde glazen op de viltjes met groene ruit, rode merkletters en een tekening van een wit paard.
ʽHeerlijk die ietwat zoete smaak.’
John haalt de zwarte pion, die hij altijd van thuis meeneemt, uit zijn jaszak en zet die op de lege plaats tussen de andere zeven op het bord neer. In het groepje van vijf praten we na.
...
ʽNou jongens, tot volgende week.’
ʽOké.’
…
Tijd voor ons om naar bed te gaan
In de gang trek ik langzaam mijn jas uit, hoor hoe de klok begint te slaan, en wacht even. Hij houdt bij elf op.
ʽBen je nu al thuis?’
ʽJa.’
ʽEn?’
ʽSnel gewonnen. Daarna nog wat gedronken.’
ʽTegen de concurrent?’
ʽJa.’
ʽGoed zo, klasse.’
Een half uur later liggen we ineengestrengeld in bed op het rode satijnen hoeslaken. De zachte stof begint al een beetje op te warmen. Ze legt haar koude voeten tegen mijn benen.
... a lovely day ... Klinkt het na in mijn hoofd.
×