Samenvatting
Het was een gure herfstachtige avond. De wind gierde om het huis en de regen kletterde tegen het raam. Eva keek naar buiten en wachtte gespannen op de komst van haar zoon Winston. De gedachten raasden door haar hoofd en in haar buik voelde ze de spanning bij tijd en wijle opwellen. Ze wist dat het niet eerlijk was, maar voor haar gevoel had ze geen andere keus als ze haar dochter voor zich terug wilde winnen. Ze tuurde naar de bladeren die zich niet langer konden vasthouden aan de boom en door de wind werden meegevoerd. Zo wilde ze ook dat het haar schoonzoon zou vergaan. Hij zou zich ook niet langer staande moeten kunnen houden in zijn huidige leven en net als de bladeren weg moeten waaien uit haar leven. Een tochtige vlaag verraadde het opengaan van de voordeur en niet veel later stond Winston in de woonkamer. Ze begroetten elkaar en hij keek zijn moeder enigszins ongerust aan. Dat er iets aan de hand was, had hij gemerkt tijdens het gevoerde telefoongesprek, ongeveer een uur eerder. ‘Is er iets mam?’ vroeg hij. ‘Je klonk gespannen aan de telefoon en als ik je zo zie ben je dat nog steeds.’ Eva keek hem doordringend aan en zei: ‘Ik wil van hem af. Hij moet uit ons leven.’