Samenvatting
Als ik langs het kajuitzeilbootje loop, schrik ik me echter een hoedje wanneer er een stem onder de steiger vandaan klinkt: 'Hééééé Stel... help me even omhoog wil je..? Me.. me.. me kloten worde koud!' klinkt het benepen onder de hoge steiger vandaan.
Ogenblikkelijk duik ik op mijn knieën en zie Rienk aan de preekstoel van zijn scheepje hangen, waarbij hij tot aan zijn kruis in het water ligt.
'Kerel... hoelang hang je hier al!' roep ik verschrikt.
'Net zo lang als jij het er over hebt gedaan om dat laatste pilsje te consumere! Man haal me er uit... ik hou het niet meer!'
Als ik zie dat de handen van de oude baas helemaal blauw zijn, realiseer ik me dat ik snel moet handelen. Wanneer ik op mijn buik ga liggen, tracht ik de stevig gebouwde man bij zijn polsen omhoog te trekken, maar ik heb geen kracht genoeg. Voor hulp halen is geen tijd en ik durf hem ook niet meer alleen te laten. Daarop besluit ik om hem met een stuk touw aan dek van zijn scheepje te trekken.
'Rienk... nog even volhouden hoor. Ik maak een lus om je middel en trek je dan aan dek!'
'Jah... schiet nou maar op man, ik hou het niet meer! Had je geen vijf minute eerder kenne komme...?'
Als ik aan boord van zijn wiebele zeilscheepje stap, snap ik niet dat dit niet al veel eerder gebeurd is. De stap is zo groot, dat ik uitglijd en met een smak op het railingwerk terechtkom. Daarbij schieten mijn benen elk aan een zijde van de preekstoel langs en je raad het al... mijn klok en hamerspel wordt gruwelijk pijnlijk geplet. Het scheepje duikt onder mijn gewicht extra diep met haar neus in het water, waarbij Rienk nu tot borsthoogte ondergedompeld wordt.
'Wat doe je nou gek! Probeer je me te versuipe of zo...?'