Samenvatting
‘Ben jij dan de zoon van een god?’ fluisterde Artuur.
‘Dat hoort bij koning zijn, waar ik vandaan kom,’ zei Peppink gauw. ‘Mijn vader hoeft er niet veel voor te doen. De priesters doen het eigenlijke regeren. Hij zorgt alleen dat de rivier elk jaar overstroomt, snap je, en hij dekt de Grote Koe van de Hemelboog.’
‘De Grote —’
‘Mijn moeder,’ verduidelijkte Peppink. ‘Erg gênant allemaal, hoor.’
Zijn opleiding bij het Moordenaarsgilde maakt Peppink niet bepaald geschikt voor de taak die het lot hem toebedeelt. Hij erft de troon van het woestijnkoninkrijkje Dwejl-elbab veel eerder dan de bedoeling was. En dat is nog maar het begin van de ellende…
Hij moet ook nog met zijn tante trouwen, die volgens de traditie tevens zijn oom, zijn neef en zijn vader is.
Heilige krokodillen! Een optocht van mummies! Ontploffende pyramides!