Samenvatting
‘Ik was je daar eventjes kwijt,’ zei Lijzak.
‘Wat zei je?’
IK BIED DIE ZOON VAN JOU EEN BETREKKING AAN, zei de Dood.
‘Wat was ook weer je vak?’
IK LAAT ZIELEN BINNEN IN DE WERELD AAN GENE ZIJDE, zei de Dood.
‘Ach,’ zei Lijzak, ‘natuurlijk, had ik ook wel kunnen raden met die kleren. Nuttig werk zeker, veel vastigheid ook.’
Tot verdriet van zijn vader kan de dromerige bonenstaak Dunne Hein eigenlijk helemaal niks. Gelukkig wil de Dood hem wel in de leer nemen. Maar zulk werk gaat Hein niet echt makkelijk af. En bij de laaghartige moord op prinses Kiela valt zijn taak hem te zwaar.
Onderwijl begint de Dood, die echt veel te veel aan Dunne Hein overlaat, ronduit menselijke trekjes te vertonen.
Treffend, meeslepend, oerkomisch. Géén dooie boel.