Samenvatting
Jeanne is gestopt met praten. Ze zit in haar huis en kijkt naar het kleed aan haar voeten, haar schilderij, schilfers op de zoldering. Dat is genoeg. Bergen verhalen liggen daar te wachten tot zij ze verzint. Tot de conciërge de luiken opent en het zonlicht haar Parijse appartement binnenkomt. Tot haar kinderen vinden dat het zo niet langer kan en hun moeders spullen inpakken voor een verhuizing naar het verzorgingshuis. Schemerland gaat over herinneren en vergeten, over leren spreken over het leven en de dood. Jeanne blikt terug op haar leven en vraagt zich af: heb ik het goed gedaan? Hoe neem je afscheid van het leven, van een kind, een moeder? Wat vermag verbeelding in een pijnlijk klein gebleven vrouwenleven? Schemerland is een taalbouwwerk over menselijk onvermogen. In Spoelstra’s uitzonderlijk rijke boek levert de hoofdpersoon een krachtmeting met spoken uit het verleden en het onvermijdelijke einde. Een vrouw zit in haar stoel, kijkt televisie en aanschouwt hoe de wereld, net als zij, ten onder gaat. Citaat ——––—– ‘Och nee, och nee, zo rammelen mijn botjes een fragiele symfonie. Dat is geheim terrein. Onder het tapijt bewaar ik al eeuwen een klein kistje. Ik verborg het onder losse planken, precies onder mijn stoel. Ik hoed mijn schat, in donkerblauw fluweel omwikkeld. Het zijn de porseleinen splinters waarin mijn ziel uiteenspatte.’