Samenvatting
Aan het einde van de 17de eeuw slibde de havenmond van Amsterdam dicht, met als gevolg dat grote schepen hun bestemming niet meer konden bereiken. Dankzij de scheepskameel, een uitvinding van Meeuwis Meindertsz. Bakker, was het vanaf 1691 mogelijk om schepen over de ondiepte Pampus heen te tillen. Bakkers oplossing bestond uit twee houten, met water gevulde pontons, die tegen de flanken van een schip werden bevestigd. Vervolgens werden de twee delen (handmatig) leeggepompt, waardoor het schip hoger kwam te liggen en Marker waterschepen het geheel konden voortslepen. Scheepsbouwer Cornelis van IJk noemde het 'kamelen' van schepen 'eene ellendige talmerij, doch lofflijk middel'. Het was kostbaar en nam veel tijd in beslag, maar bood tegelijkertijd de enige mogelijkheid om de scheepswerven van de Admiraliteit en de Verenigde Oostindische Compagnie in Amsterdam te bereiken. Een revolutionaire technische toepassing, die navolging vond in het buitenland. Na de opening van het Noord-Hollands Kanaal in 1824 werd de scheepskameel, na 133 jaar trouwe dienst, overbodig. Scheepskamelen & Waterschepen volgt de geschiedenis van dit vernuftige hulpmiddel en geeft inzicht in de technische aspecten ervan. De scheepskameel van Meeuwis Meindertsz. Bakker; een wanschepsel met een wonderlijk figuur, een groot lastdragend vermogen en een wiegende beweging!