Fragment
Intussen wijdden de Kock en Pulle, voor zover hun werkzaamheden dit toelieten, hun aandacht aan de fauna en flora die hier voorkomt.
De Kock deed zich daarbij nu reeds kennen als een ijverig, ja heldhaftig zoöloog. Er komt in Paramaribo een klein venijnig insect voor,
dat men hier patatte-luis noemt en waarvan de beten een ondragelijke jeuk veroorzaken.
Deze diertjes houden zich voornamelijk tussen het gras op. Wanneer nu een nieuweling in de kolonie, dit niet wetende of er niet aan denkende, op een grasveld blijft staan, wordt hem door een Surinamer terstond aangeraden op de paden te blijven om niet van deze kleine plaaggeesten op te lopen.
De Kock nu stond bij voorkeur op het gazon van het Gouvernementsplein, en wanneer dan een minzame voorbijganger hem van dienst wilde zijn door te zeggen:
“Pas op meneer, denk aan de patattas!" dan antwoordde de Kock heel leuk: “jawel, dat doe ik al, die wou ik juist hebben.”
Jammer dat zoveel zelfverloochening vergeefs moest blijven!
Het is met die beestjes als met de Fortuin: wie ze lokt, krijgt ze niet.
×