Fragment
Zondagochtend, 10 uur, de telefoon van de praktijk gaat. ‘Dokter, kom gauw! Mijn man is niet lekker’ zegt de vrouw.
‘Ik durf onze eigen huisarts niet te bellen, mijn man zou woest worden. Ik heb u maar gebeld. Op u zal hij wel goed reageren’.
Iedereen weet dat hun huisarts nogal veel drinkt, zeker in het weekend, dus om hem dan op zondagochtend te storen, nee.
Sabine gaat er direct naar toe, geen seconde twijfel. Ze stapt in haar blauwe eendje. De tank zit natuurlijk vol, want je kan maar beter voorbereid zijn, je weet nooit wat er nog gaat komen. De poezen moeten deze keer maar thuisblijven, want ze weet het niet, ze is ongerust. Eerst maar naar hem toe.
Zeven hoog in een flat, de lift laat op zich wachten.
Sabine kent hem wel, deze man. Ze hebben al eens kennis gemaakt, na een lezing van het nieuwe gezondheidscentrum. Rotterdammers zijn het, en die overdrijven niet. Altijd hard gewerkt en nu van de rust aan het genieten.
Als Sabine binnenkomt is de man inderdaad helemaal niet lekker, hij staat niet eens op om de dokter een hand te geven. Bleek, zweterig, onregelmatige pols. Hij had al eerder een hartaanval gehad. Een hartaanval heeft Sabine wel eerder meegemaakt en ze weet waar ze op moet letten. Angstig is het wel. Rustig blijven en blijven praten.
Naar het ziekenhuis dus, maar als ze hem nu vertelt dat hij een hartaanval heeft, dan valt hij vast dood neer. Samen met hem naar beneden, met de lift, weer wachten, in de auto, naar het ziekenhuis, ‘voor onderzoek’, zegt ze.
Ze mag het ziekenhuis niet in. Dat is het domein van de specialist en zij is alleen maar huisarts. En daar staat ze dan. Dat gevoel niet mee te tellen en er niet bij te horen kent ze wel.
Het is goed afgelopen.
Drie maanden later gaat Sabine bij hen langs om het er nog eens over te hebben, tussen de middag. In de keuken peuzelt ze het restje gebakken aardappeltjes uit de pan op. Kan ze even met mevrouw alleen zijn. Die aardappeltjes zijn zo lekker gebakken, met zo’n hard korstje, net als haar oma ze bakte. Voor haar speciaal wat extra gemaakt waarschijnlijk, maar dat geeft ze niet toe.
‘Hij is wel een baas hoor, thuis ook’ vertelt ze haar in vertrouwen.
‘Het leven is niet altijd even gezellig.
Hij is een opgewonden standje, dat hoort gewoon bij hem, hij maakt zich snel druk om alles.
Vroeger, toen hij nog werkte, was hij door de week van huis met de vrachtwagen. Groot bedrijf opgebouwd samen met zijn broer’.
Nu is hij altijd om haar heen.
Als de aardappeltjes op zijn vertelt meneer dat hij achteraf wel weet waarom het was mis gegaan. Ze hadden zijn zoon, die nu het bedrijf runt, belazerd. En bozer dan met onrecht kun je hem niet krijgen. Maar hij is zo moe geworden van al die problemen en dat vechten. Hij wil er niets meer over horen, over de zaken. Hij wil niet meer boos worden. De hartspecialist had hem duidelijk gemaakt dat het maar net goed was gegaan.
‘Goed dat die nieuwe dokter u gebracht heeft met haar eend!
Ze heeft wel een risico genomen, maar de ziekenauto zou misschien wel te lang geduurd hebben.’
‘Goed dat u gekomen bent, dokter!
U heeft me uit mijn boosheid gehaald.
Dat ritje in de eend zal ik me altijd blijven herinneren!’
Meneer heeft zich voorgenomen om zijn tijd te besteden aan de mooie dingen van het leven, voordat het te laat is. Dat vindt de dokter vast ook een goed plan, denkt hij zo. Hij heeft extra tijd gekregen in het leven en daar wil hij goed gebruik van maken. Geen zorgen, geen problemen, geen boosheid en scheldpartijen meer.
In de spiegel in het ziekenhuis heeft hij zijn gezicht eens goed bekeken. Zo wil hij niet dood gaan, met die groeven in zijn gezicht en die boosheid in zijn lijf.
‘Gewoon je mondhoeken omhoog trekken, naar je oren toe.
Dan ga je glimlachen.
Dan voel je je gelijk een stuk lichter en voor je omgeving is het wel zo prettig om tegen een vriendelijk gezicht aan te kijken.
Ik heb toch een mooi leven?
Lieve vrouw, goeie kinderen, hard gewerkt, mooi werk, niemand expres pijn gedaan, niks te klagen!
Dankbaar zijn dus en glimlachen tot het vanzelf gaat’.
Nog tien jaar heeft hij kunnen oefenen, totdat hij op een zondagochtend met een glimlach op zijn gezicht niet meer wakker wordt.
×