Fragment
Zenuwachtig liep Jara heen en weer voor de stal. Vanmorgen was ze wakker geworden met tranen in haar ogen. De droom had zo echt geleken. Maar de dingen die haar moeder haar verteld had, konden niet echt zijn. En toen had ze het gewicht om haar nek gevoeld. De ketting die haar moeder haar gegeven had, hing onder haar T-shirt, het bewijs dat het geen droom was geweest. Voor het eerst sinds ze naar Schotland verhuisd was, wenste Jara dat Meave en Brigitte vandaag niet langs zouden komen. Dat ze alleen kon gaan rijden om naar Stonehenge te gaan en te kijken wat er zou gebeuren. Ze verklaarde zichzelf wel een beetje voor gek. Hoe kon er nou een andere wereld bestaan? En als het wel zo was, hoe hield ze het dan geheim voor Meave en Brigitte? Ze hoorde Brigitte lachen en er sloeg een autodeur dicht voor het huis. Jara controleerde nog een keer of de ketting goed onder haar shirt zat. Brigitte en Meave kwamen aangerend en keken haar met glinsterende ogen aan. "Gaan we meteen?" Meaves ogen leken wel brandende vlammen, zo vurig keek ze. Jara knikte. "We zadelen de pony’s en gaan een stuk rijden," ze aarzelde even, "maar ik kan alleen niet te lang. Ik heb nog wat te doen." Brigitte haalde haar schouders op. "Dat maakt niet uit, de tijd gaat daar toch anders? Ik kan gewoon niet geloven dat ik je moeder heb ontmoet. En ik kan echt niet geloven dat wij alle drie runenruiters zijn." Jara keek met grote ogen naar haar vriendinnen. "WAT!" Een last viel van haar schouders, en ineens barstte ze in huilen uit. Brigitte sloeg geschrokken haar arm om haar schouder en bracht haar naar het bankje voor de stallen. "Wat is er, Jara?" Jara lachte en veegde de tranen van haar wangen. "Ik dacht dat ik alleen uitgekozen was. Mijn moeder zei dat ik tegen niemand iets mocht zeggen. Ik dacht dat ik tegen jullie zou moeten liegen en dat zou ik echt afschuwelijk vinden." Meave wreef over haar rug. "Heeft je moeder je niet verteld dat we in jouw clan zitten?" Jara schudde haar hoofd. Brigitte grinnikte. "Ze had het vast te druk met je knuffelen. Ongelooflijk dat ze ons in onze droom bezocht heeft. Ze lijkt op je." Jara knikte. "Denken jullie dat het allemaal echt is?" "Dat, of we zijn alle drie helemaal gestoord," grinnikte Brigitte. "Ik kies ervoor dat het allemaal echt is. Kom op, laten we de pony’s zadelen en gaan." Meave knikte. "Wacht even," Jara keek haar vriendinnen aan. "Als we ergens heen gaan waar de tijd anders loopt, misschien blijven we daar wel weken. Is het dan niet handig om wat dingen mee te nemen van huis? Wat ik van mijn moeder begreep, is het een land zonder elektriciteit enzo. Ze had het wel over een huis, maar wie zegt dat daar eten is? En wat als we het huis de eerste dag niet kunnen vinden?" Brigitte en Meave keken haar met grote ogen aan. "En dat is de reden dat jij onze clanleider bent," zei Meave serieus. Brigitte knikte. "Haal jij wat spullen, dan zadelen wij de pony’s." Jara glimlachte. "Goed, ik stop alles in rugzakken, dan kunnen we die op onze rug dragen." Ze rende snel het huis in, greep drie rugzakken onder de trap vandaan en vloog de trap op naar haar slaapkamer. Ze gooide haar dagboek, een pyjama en wat schone shirts in een van de tassen en keek toen haar kamer rond. Wat moest ze nog meer meenemen? EHBO-spullen sowieso, zaklampen, wat blikken eten en flessen water. Op zolder moesten nog wat kampeerspullen liggen, zoals pannetjes en een waterzuiveringsset. Ze stopte ook een foto van haar vader en moeder in haar tas en opeens kreeg ze een brok in haar keel. Ze zou haar vader misschien heel lang niet zien. Ze schudde haar hoofd. Ze zou naar het land gaan waar haar moeder zoveel tijd had doorgebracht. En als ze terug zou komen, dan zou haar vader er zijn. Zo snel als ze kon, verzamelde ze alle spullen en propte ze in twee tassen. De derde liet ze leeg; hier zou ze een zak voor het voer van de pony’s in stoppen. Dat zou maar voor anderhalve week zijn, maar dan hadden ze in elk geval iets. Gelukkig was Stonehenge niet ver rijden. Het voer zou zwaar zijn voor de pony die het moest dragen. Ze trok de tassen over haar schouder en liep haar slaapkamer uit, waarna ze tegen haar vader aanbotste. "Zo, waar ga jij met zoveel haast naartoe?" Hij keek haar aan over zijn half ronde brilletje, en toen viel zijn blik op de tassen. Hij zei niets en liep een pas naar haar toe. Jara hield haar adem in. Hoe moest ze in hemelsnaam uitleggen wat er allemaal in de tassen zat? Haar vader keek haar een paar seconden bang aan en trok toen voorzichtig haar T-shirt naar voren, waarna hij de ketting onder haar shirt vandaan haalde. Er gleed een traan over zijn wang. "Ja. Ik had al gedacht dat het zo zou gaan." Jara wilde wat zeggen, maar haar vader stak zijn hand op. "Zeg maar niets, ik weet dat je dat niet kan en niet mag. Ik heb je moeder vaak genoeg zien verdwijnen met dat ding. Ik heb geen idee waar ze heen ging, maar als ze een uur of twee later terugkwam, stonden haar ogen anders. Alsof er een wereld tussen haar en mij in lag. Het duurde altijd een paar dagen voordat we weer aan elkaar gewend waren. Ik weet dat je moeder niet gestorven is aan een hartaanval, Jara. Ze lag namelijk niet in bed toen ik ’s avonds ging slapen. En de volgende ochtend lag ze er wel. Beloof me één ding: wees in godsnaam voorzichtig." Hij trok haar naar zich toe voor een knuffel en ze voelde hoe er ook een traan over haar eigen wang liep. Ze had beter moeten weten. En haar moeder ook. Natuurlijk had haar vader iets gemerkt, hij was een van de slimste mensen die Jara kende. "Wacht even," haar vader liep naar zijn kamer en Jara hoorde hem rommelen in de kast. Toen hij terugkwam, droeg hij een zwaard. Hij legde het in Jara's handen. "Deze is van je moeder geweest. Ik vond hem maanden na haar dood in een oude koffer. Ik denk dat het goed is dat jij hem meeneemt. En ditook," hij gaf haar haar moeders dagboeken. "Misschien kunnen ze je helpen. Je moet me beloven dat je niet meer dan vier uur wegblijft, anders word ik gek." Hij keek haar streng aan. Jara bekeek het zwaard. Het was niet zo lang als de zwaarden die je vaak op tv zag. Ze trok het uit de schede; het zag er vlijmscherp uit. Jara stopte het wapen aan het zijpand in de tas. "Dank je wel, papa," haar stem klonk klein. "Ik zie je snel." Ze gaf hem nog een laatste knuffel en hees toen de tassen op haar schouders en liep naar haar vriendinnen. Bij de stallen stopte ze nog snel een zak voer in de derde tas en gaf Meave en Brigitte ook een tas. "Mag ik jullie kettingen eens zien?" Meave knikte, en zij en Brigitte trokken de kettingen onder hun shirt vandaan. Jara haalde haar ketting onder haar shirt uit. "Deze is van mij, en hij is van mijn moeder geweest." De meisjes grijnsden naar elkaar. "Kom op, clan," Jara’s stem klonk vrolijk. "Laten we maar eens gaan kijken of dit allemaal waar is." Het duurde niet lang voordat ze bij Stonehenge kwamen en Jara's haar ging recht overeind staan toen ze de top van de heuvel opreed. Er hing een soort van elektriciteit in de lucht. Ze draaide zich om in het zadel. "Mijn moeder zei: ketting om en rechtdoor tussen de stenen rijden. Ik zie nog niets." Meave schudde haar hoofd. "Ik ook niet, maar
je voelt het wel, hè." Jara knikte. "Ja, ik voel het ook. Ik ga wel voor. Zijn jullie er klaar voor?" Brigitte zag een beetje bleek, maar ze knikten beiden, en Jara draaide zich weer om in het zadel. "Oké, Deana, daar gaan we." Ze spoorde de merrie aan om naar de stenen te lopen, en toen ze er ongeveer een meter vandaan was, begonnen de runentekens op te lichten en leek de lucht tussen de stenen ineens wel te trillen. Deana twijfelde, maar Jara legde haar been aan. "Kom op. Doorlopen." Deana liep aarzelend door de trillende lucht. Jara hoorde geruis, als het geluid van een waterval, en even had ze het gevoel nat te worden. Maar voor ze daar over na kon denken, reed ze aan de andere kant de stenen uit. Ze draaide zich snel om in het zadel en zag tot haar opluchting dat Brigitte ook door de poort kwam. Meave moest flink haar best doen om Ulona erdoorheen te krijgen. Met open mond keek Jara om zich heen. De heuvel met Stonehenge was verdwenen en ze reed midden in een prachtig bos met oude, dikke bomen. Ze ademde diep in. De lucht rook zo schoon en het was heerlijk warm, als op de lekkerste lentedag. "Niet te geloven," zei Brigitte, die naar haar toe draafde. "Het is echt, we zijn er. We zijn in Liadell."
×