Fragment
Ake en Tory liepen voorop. De gang boog sterk naar rechts en meteen om de hoek zagen ze aan beide zijden een metalen standbeeld van, waarschijnlijk, een priester in een lang gewaad. Het gewaad had een hoge kraag en op de kraag stond een hoofd zonder gezicht, alleen een holle leegte met een metalen mijter erop. Elke metalen priester hield een grote staf vast waar een metalen slang omheen kronkelde. Achter het beeld was een alkoof met verschillende stenen beelden, elk in een eigen nis. De twee metalen beelden stonden koud, roerloos links en rechts van Ake en Tory. Zelfs Ake voelde een kilte om zijn hart.
‘Ik vind het hier doodeng’, fluisterde Tory.
Onbewust bleven ze even staan, maar er gebeurde niets. Tory stootte Ake aan en wees naar de vloer van de gang. Precies tussen de twee metalen beelden liepen twee dikke, in de rotsvloer uitgehouwen strepen. De eerste streep was getrokken vlak vóór het voetstuk van de twee beelden en de tweede er precies na.
Aan de kant van de eerste groef, waar Ake en Tory nu stonden, was in de vloer het woord ‘L E V E N D E N’ uitgehakt. Precies tussen de twee groeven lazen ze: ‘S T E R F’. Aan de andere kant van de tweede groef konden ze het woord: ‘D O D E N’ lezen.
‘Dit ziet er niet bepaald vrolijk uit’, merkte Ake op. Hij vertelde Tory wat hij had gelezen, hij wist niet precies wie er allemaal konden lezen en schrijven. De anderen kwamen nu ook kijken.
×