Fragment
En dan dat eeuwige eten! Hij kent geen enkele naam van wat hij krijgt. Kan absoluut niets uit elkaar houden. "Weet je wat ik vandaag gegeten heb? Metaal, papier, brood met warm brood en brood met papier er op.”
Lekker toch? Vierkante stokjes brood. Ja dat heeft hij gegeten en het was nog ontzettend lekker ook. "Zo lekker heb ik nog nooit gegeten. Vierkante stokjes brood heb ik gegeten en dat wil ik nog weleens meer eten.”
We blijven navragen waarvan die vierkante stokjes brood gemaakt waren. “Nou gewoon brood, vierkante stokjes. Heel lekker. Hebben jullie die dan nog nooit gegeten?”
We weten er geen raad mee, we komen er niet uit. Wat zou in ’s hemelnaam iets van vierkante stokjes brood kunnen zijn? “Ja, en dan gebakken!” Cees blijft volhouden.
Nog nooit zoiets lekkers gegeten toch? En wij maar piekeren, we willen toch wel graag weten wat dat nu kan zijn. Juist omdat alles voor hem zo nieuw is, vinden wij dat wij zelf van een normale situatie moeten uitgaan. Maar wat zou het kunnen zijn? Waar vindt je vierkante stokjes brood. We vragen aan hem of hij dat voordat hij ziek werd ook weleens gegeten heeft. We vragen door: “Hoe zag het eruit? Was er nog iets anders bij?”
Het blijft bij die vierkante stokjes. Het blijft bij brood. Hij blijft herhalen: “Gewoon wit, gewoon brood en dan gebakken.”
Na veel gedoe komen we erachter, dat hij frites heeft gegeten. En we spreken af dat hij bij thuiskomst dat ook vaker te eten krijgt. ‘Zo lekker toch’.
In een latere periode is Cees weer in Heeze opgenomen. Het werd opname in een gezinswoning, een groepswoning. ‘Proef-wonen’ noemen ze dat. Hij gaat twee maanden in een woning ‘twee onder één kap’ wonen. In de ene helft van de tweekapper wonen patiënten, die de nodige verzorging krijgen. Aan de andere kant woont het verzorgend personeel, de staf. Het is de bedoeling om te bekijken, wat mensen in het dagelijks leven zelf kunnen of wat ze nog kunnen aanleren. De vraag is: kan iemand zelfstandig wonen? Of: is er iets nodig voor het dagelijks functioneren van de patiënt? Er wordt gekeken: hoe zit het met de epileptische aanvallen? Kan iemand zelfstandig koken of wassen? Kan hij of zij zichzelf volledig verzorgen? Het lijkt er op dat Cees nu onafhankelijker wordt. Kan hij alleen reizen? Zelfs dat zou misschien mogelijk kunnen zijn. Hij wordt weer gehaald en gebracht. In de weekenden is hij thuis.
Binnen de omgeving in Heeze past hij zich wonderwel goed aan. Hij lijkt wel een uitblinker! Dat krijgen wij tot onze verbazing te horen als we op gesprek gaan voor een eindconclusie. Een dochter en ikzelf zijn bij dit gesprek. Er is niets wat Cees niet kan! “Houd daar rekening mee,” wordt ons uitdrukkelijk op de mouw gespeld.
En dan wordt er gevraagd of ik er wel voor gezorgd heb om het rijbewijs van Cees te laten verlengen “Want hij kan echt goed autorijden” horen we.
Mijn vraag is dan: “Heeft u hem dan laten autorijden?”
Zowel bij mij als bij mijn dochter brak er acuut, bij allebei tegelijkertijd, een klomp. Een zware epileptische patiënt, die zeker al meer dan tien jaar geen auto heeft gereden? Op zeer uitdrukkelijke wijze was ons al op het hart gedrukt dat hij absoluut niet aan het stuur kon en mocht plaats nemen.
Domme vraag dus! Jammer, ze hebben hem geen auto laten rijden. Het is gewoon ingeschat. Cees heeft aangegeven dat hij heel goed kan rijden. Het is voor ons het alweer het bekende: ‘Kijk eens hoe goed ik ben’!…
Dat hij zo goed kon autorijden heeft men daar klakkeloos aangenomen en is zelfs genoteerd op zijn verblijfsstatus. Dit bericht wordt dan medisch vastgelegd. Betrokken artsen krijgen deze mededeling in hun dossier. Opnieuw vraag ik me af of ik dan de gek ben, ofwel een boosdoener als ik hem geen auto laat rijden.
Het enthousiasme over Cees is zo groot dat de begeleiders oprijzen en groter worden. Ook Cees gaat van trots de lucht in. Mijn dochter en ik krimpen van schrik, we schieten zo ongeveer onder de tafel. “Meent u dat nou echt?” Vraag ik. "Jazeker en het is zeer belangrijk dat u in de gaten houdt, dat hij zijn geldige rijbewijs nog heeft.”
‘Zou best kunnen’ denk je dan, laat die mensen dan maar met hem meerijden, ik dus never, nooit, niet. Het is gewoon uit den boze. Er moet dus extra gecontroleerd worden.
Ik stel voor: “Laten jullie hem dan even rijden! Het kan nog zo lang hij hier aanwezig is.”
‘Dat zou goed zijn voor jullie, die het allemaal toch weten, kun je misschien eens leren, wat er echt aan de hand is’, zijn mijn gedachten.
Iedereen die bij zorg voor epileptische patiënten betrokken is, zou toch de regels omtrent het verbod voor autorijden moeten kennen? Zijn zij niet diegene die het ook in de gaten moeten houden, in plaats van het te stimuleren!
Dit kan er ook nog wel bij. Het is me jammer genoeg niet gelukt om af te dwingen, dat er tijdens het verblijf in die woning door Cees gereden werd. Helaas, het zou hilarisch zijn geweest en ik zou dat dan weleens graag willen zien. Wie sloeg de plank nu volledig mis?
Onderweg in de auto terug naar huis kreeg ik wel de slappe lach van die hele toestand. Mijn dochter keek verbaasd en vroeg waarom ik zo hard moest lachen.
“Och, gewoon ik zie ons nu met z’n tweeën daar onder die tafel liggen en die staf is samen met Cees nog steeds aan het oprijzen. Wat zijn ze toch goed!”
×