Samenvatting
Bij veel filosofen liggen gedachten over vriendschap verscholen in het grotere filosofische geheel, zodat ze niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Deze bundel haalt die verborgen rijkdom naar boven. Natuurlijk komen Aristoteles en Montaigne aan bod. Maar ook Thomas van Aquino, Descartes, Nietzsche en Arendt, die ieder op eigen(zinnige) wijze het vriendschapsbegrip hebben verrijkt. De schrijvers van deze bundel richten zich speciaal op de grenzen van het vriendschapsbegrip. Zo buigen zij zich over het onderscheid tussen vriendschap en verliefdheid, de mogelijkheid van vriendschap tussen slechte mensen, en de vraag in hoeverre vriendschap tussen leraar en leerling en tussen ambtenaren nog geoorloofd is.
Met bijdragen van André van der Braak, Désanne van Brederode, Chris Bremmers, Edith Brugmans, Ybo Buruma, Jacques De Visscher, Martin Drenthen, Gert-Jan van der Heiden, Janske Hermens, Samuel IJsseling, Paul Moyaert, Anton van Niekerk, Wouter Sanderse, Marinus Schoeman, Paulien Snellen, Jitse Talsma, Antoon Vandevelde, Ben Vedder, Isabelle Wienand en Hub Zwart.
Onder redactie van Marcel Becker, Edith Brugmans en Janske Hermens.