Samenvatting
Vlaanderen, begin dertiende eeuw. Maarten keert pas geridderd in gezelschap van zijn beste vriend Koenraad terug naar de burcht van zijn overleden vader en stelt vast dat zijn domein geterroriseerd wordt door gruwelijke monsters, die opduiken bij volle maan. De jonge ridder verneemt dat zijn vader voor zijn dood de hulp van de mysterieuze tovenaar Balthazar inriep om het probleem op te lossen, maar deze stierf toen hij deze opdracht wou vervullen. Zijn dochter Anna is nog aanwezig en als heks duidelijk geen beste vrienden met vader Gregorius. De priester verdenkt haar er van de monsters meegebracht te hebben. Snel zal Maartens geloof en visie op de proef gesteld worden, als hij verneemt dat hij tegen weerwolven vecht en inziet dat enkel bidden niet gaat helpen. Daarnaast moet hij vaststellen dat zijn jongere zusje Liese door haar verminkte handen niet uitgehuwelijkt geraakt, wat hun moeder en de priester als een roeping zien. Het meisje twijfelt echter, wanneer ze Koenraad ontmoet. Maarten krijgt politiek zware knopen door te hakken, maar als het noodlot toeslaat, kan hij enkel nog zijn hart volgen en dat leidt hem naar Anna.