Samenvatting
Er zijn woorden die tegelijk zo los en alomvattend zijn dat je er niets mee kan. Wat is ‘landschap’? Waar moet je dan aan denken? Aan het drassige herstelnatuurgebied hier verderop? Aan het strand of een stoffige vlakte, met fluisterend, geel gras? Aan de eindeloze sloten, de dreigende leegte? Of mag het ook aan de stad zijn, of aan wat zich onder het wateroppervlak afspeelt? Er past veel in dat woord: veel wat groeit en beweegt, veel wat vreemd is en verrast, veel wat verloren is gegaan.
In deze Revisor onderzoeken we het landschap, en onderweg de literatuur. We noteren wat er groeit, vliegt, geurt en klinkt. We denken na over hoe je het als een plaatje met je meedraagt; hoe een berg kalm kan zijn; welke delen ‘wie’ en welke ‘waar’ zijn in het schrijven. We lezen. We kijken.
Zestien schrijvers zien de lijnen en de kleuren, de gronden en de luchten. Ze zien hoe landschappen onschuldig en vertrouwd kunnen zijn, kunnen transformeren en verwonderen, een onvast fundament vormen – een thuis en een buiten.