Samenvatting
De grote opwekking in de jaren 1740-1742 was voor Jonathan Edwards de aanleiding tot een diepgaande bezinning op het werk van de Heilige Geest. In Religieuze gevoelens maakt Edwards duidelijk dat de Heilige Geest in de wedergeboorte niet alleen ons verstand verlicht, maar ook Gods liefde in ons hart uitstort. Dit brengt hem tot zijn centrale stelling dat de ware religie altijd bevindelijk van karakter is. Hij hanteert dit inzicht om te laten zien welke gevoelens niet noodzakelijk het zaligmakende werk van de Geest zijn. Daarna laat hij zien waaruit de inwoning van de Geest wel blijkt. Religieuze gevoelens die vrucht zijn van de Geest zijn het begin van alle andere christelijke genaden en deugden. Kenmerkend is dat een christen heiligheid lief krijgt. Zo verbindt Edwards het innerlijke werk van de Geest met de uiterlijke praktijk van het leven.