Samenvatting
Het lijkt er steeds meer op dat jeugdhulpverleners, leerkrachten en ouders stoornissen zien in plaats van kinderen. En dat vooral het door de hulpvrager naar voren geschoven probleem moet worden opgelost. Protocollen liggen klaar met praktisch advies. Maar lost dit wel het probleem op of creëert het ook onbedoelde 'ziekmakende' etiketteringen? Relationele lenigheid laat zien dat een betekenisvolle 'werk'-relatie tussen hulpverlener en hulpvrager van essentieel belang is. Het systeemdenken waarin niet alleen het kind, maar ook alle relaties tussen kind, gezin, school en leefomgeving worden meegenomen, maakt het mogelijk om op ambachtelijke wijze, met relationele lenigheid, te kunnen schakelen tussen protocol en, waar nodig, nonprotocollaire behandelingen. Dit boek inspireert om met het kind zelf te praten, en niet met de stoornis. De hulpverlener wordt uitgedaagd om expert van de vraag te worden in plaats van expert van het probleem, om actief te observeren en tegelijk te participeren. Relationele lenigheid biedt zowel verdieping als praktische informatie, verlevendigd met geestige fabels en intermezzo's. Het is geschreven voor hulpverleners in de jeugdzorg, zoals (ortho)pedagogen, psychologen, systeemtherapeuten, kinderpsychiaters, jeugdhulpverleners en studenten.