Fragment
Na een nacht lekker doorgeslapen te hebben, staan den Heijer en ik op het voordek. We leunen op de reling en roken een sigaret. Het is ook nu nog koud, vrieskoud maar onze jekkers houden de kou lekker buiten.
Het is half negen als de eerste vrachtauto's de kade oprijden. De lading is afgedekt met opgespannen dekzeilen, maar die dekken de lading alleen aan de bovenkant en dus zien we duidelijk de kisten die er onder opgestapeld staan. Stevige kisten zo te zien, wat er in zit mag er blijkbaar pas uit als ze opengemaakt worden. We kijken elkaar aan met een blik van verstandhouding, we weten allebei wat er in zit: wapens, munitie, granaten. Blijkbaar hebben we dezelfde gedachte want we beginnen tegelijk te glimlachen: Aardappels zitten niet in kisten.
‘Aardappels,’ zegt den Heijer dan hardop en wijst naar de kisten op de vrachtauto's en we barsten allebei in lachen uit. Het zal wel de spanning zijn of misschien juist de ontlading ervan.
Iemand in een pak komt een kantoor uit en loopt de loopplank over. De loopplank buigt mee met elke stap en in het midden houdt de man zijn pas even in, hij is blijkbaar bang om door het dansen van de loopplank tussen wal en schip te vallen – en soms gebeurt dat inderdaad ook wel eens.
Aan boord gekomen biedt hij wachtsman Batenburg een sigaret aan. Batenburg zal zo'n aanbod nooit weigeren, neemt hem aan en er wordt hem een aansteker voorgehouden. Terwijl de rook omhoog kringelt begint de man te praten maar blijkbaar begrijpt Batenburg het niet of wil hij het niet begrijpen. Hij loopt naar de telefoon, neemt de hoorn van de haak en drukt een paar keer op één van de knopjes. Na een paar seconden zegt hij er een paar woorden in en we verwachten nu elk moment dat de kapitein zal verschijnen.
×