Samenvatting
Deze eerste bundel uit de serie preadviezen commerciële rechtspraktijk, geschreven door W. de Haan en G. Oosterhuis, advocaten bij Houthoff Buruma, gaat over geheimhouding en transparantie die toezichthoudende instanties moeten aanhouden bij de uitoefening van hun taken. Deze toezichthoudende instanties, zoals de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandse Mededingingsautoriteit, worden onvermijdelijk geconfronteerd met de spanning die bestaat tussen de verplichte transparantie van beleid en besluiten enerzijds en het vertrouwelijke karakter van gegevens waarover zij komen te beschikken anderzijds. De voor de hand liggende gedachte is dat het aan de wetgever is om algemene regels voor toezichthoudende instanties uit te vaardigen hoe zij moeten omgaan met deze spanning tussen transparantie- en geheimhoudingsplichten, bijvoorbeeld in de Algemene wet bestuursrecht. De preadviezen van De Haan en Oosterhuis maken duidelijk dat een dergelijke algemene regeling niet werkbaar is. De toezichthoudende instanties verschillen daarvoor te veel wat betreft taakstelling en werkgebied.