Samenvatting
In dit boek wordt aandacht besteed aan de behandeling van rechtspersonen (met inbegrip van personenvennootschappen) in het Nederlandse IPR. Centraal staat de vraag welk recht van toepassing is op geschillen met betrekking tot buitenlandse rechtspersonen. Ook wordt ingegaan op de kwestie of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om van dergelijke geschillen kennis te nemen. Ten aanzien van de internationale bevoegdheid komt uitgebreid de (herschikte) EEX-Verordening aan de orde, maar wordt ook ingegaan op het commune internationale bevoegdheidsrecht, zoals neergelegd in art. 1-14 Rv. Voor het bepalen van het toepasselijke recht op rechtspersonen wordt uitvoerig aandacht geschonken aan art. 117-124 van Boek 10 BW, waarin de gelding van het incorporatiestelsel voor het Nederlandse IPR is neergelegd, en worden de conflictregels besproken voor de verschillende onderwerpen van rechtspersonenrecht (zoals oprichting, interne structuur, aandelenoverdracht, ontbinding en vereffening). Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de conflictregels van de Verordeningen Rome I en Rome II. De behandeling van buitenlandse rechtspersonen wordt beïnvloed door de vestigingsvrijheid van art. 49 en 54 VWEU en door de uitleg die het HvJ EU daaraan heeft gegeven. Het toepassingsgebied van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen, waarin de wetgever een regeling heeft getroffen voor pseudo buitenlandse vennootschappen, is door deze rechtspraak ingeperkt. Het onderhavige boek tracht door een geïntegreerde behandeling van procesrechtelijke en materieelrechtelijke vragen van IPR op het terrein van rechtspersonen een gids voor de praktijk te zijn.