Samenvatting
In het eerste deel van zijn dagboek verrast pater Maes door te schrijven over de tolerantie - en zelfs vriendschap - waarmee de moslims uit zijn omgeving de christelijke bewoners van zijn klooster bejegenen. In deel II komt de burgeroorlog ook tot in de uithoek van Syrië waar het klooster ligt. Uitgerekend op Pinksteren pakt het Syrische leger het nabije stadje Qara aan, waar zich enige rebellen bevinden (die door pater Maes consequent terroristen worden genoemd). Maes beschrijft de bombardementen waar hij twee maanden later getuige van is: "Vrijdagavond beleven we bange uren. In de avondrecreatie wordt door de meesten nog de voorraad van de geplukte abrikozen verwerkt, tot ongeveer kwart over tien. Bij het opruimen horen we een helikopter langzaam boven het klooster vliegen en dat kan altijd gevaar betekenen ... Nog geen half uur daarna volgt een enorme ontploffing vlak tegen de voorgevel, waarbij de grote ingangspoort verbrijzeld wordt en in de hal vliegt..." En dan gaat het van kwaad tot erger. Tweemaal wordt overwogen naar Libanon te vluchten, maar de tocht zou te gevaarlijk zijn. Dus brengt men zich binnen het klooster zo goed mogelijk in veiligheid. Men gaat slapen in de crypte. Men durft niet meer buiten te komen. En weer twee maanden later worden in het klooster tweehonderd soldaten ingekwartierd, Libanezen van Hezbollah en Syriërs - hetgeen de chaos uiteraard nog groter maakt. Naast de soms laconieke beschrijving van deze omstandigheden, geeft de pater ook zijn ideeën over de Syrische oorlog. Daarbij focust hij op de rampzalige gevolgen van de westerse bemoeienis met het land. De oorlogsdagboeken deel I en II vormen samen een afgerond geheel.