De volgende ochtend ontwaakt Poehpapa, badend in het zweet. Zijn vrouw is al uit bed geglipt en zit waarschijnlijk beneden op de bank aan haar koffie te lurken. Poehpapa voelt zich eigenlijk nog moeier dan het moment waarop hij gisteravond besloot het bed op te zoeken.
Nachtrust hoort toch verkwikkend te werken? Na een korte toiletstop besluit Poehpapa nog even terug te sluipen in bed. Het duurt niet lang voordat hij opnieuw de slaap vat.
Het is koud, niets lijkt nog gevoel te geven. Vertrouwde geluiden vervagen, beelden vervormen. Op een klein lichtpuntje na is het donker, aardsdonker. Vertwijfeld kijk ik om me heen. “Waar ben ik?”, vraag ik mij af. Angst maakt zich van mij meester. “Help!”, “Help!!!”, roep ik zo hard ik kan. Dit heeft weinig zin, er komt geen enkel geluid uit mij. Dit betekent dat niemand mijn noodkreten kan horen. Het kleine lichtpuntje wordt voorzichtig groter. De angst maakt zich nu volledig meester van mij. Wat is dat voor licht, waar ben ik in hemelsnaam? Waarom kan ik niet praten, roepen of schreeuwen? Niets lijkt nog logisch op dit moment. Het enige waarneembare is dat vreemde licht, dat alsmaar groter en groter wordt.
Na enige tijd maakt donker plaats voor volledig licht. Het is net of ik overal en nergens ben. Langzaam kom ik tot rust. De omgeving wordt steeds vriendelijker. Het vermoeide gevoel is verdwenen als sneeuw voor de zon. Pure reinheid maakt zich meester van mij. Dit is waar ik naar op zoek ben!
Overal om me heen is het mooi en vredig. Deze wereld is zo harmonieus, zo rustgevend. Langzaam kruip ik verder in deze voor mij onbekende wereld. De contouren ervan worden steeds duidelijker zichtbaar. Gewichtloos laat ik mij erdoor leiden. Het kost mij weinig moeite om van de ene plek naar de andere te gaan. “Dit is echt te gek!”, bedenk ik mij.
×