Samenvatting
Onder de dertien brieven die op naam van Plato zijn overgeleverd, wordt de zevende algemeen beschouwd als authentiek. Voor de kennis van Plato's werk en de maatschappelijke betekenis die hij zelf toekende aan de manier waarop hij de wijsbegeerte beoefende, is dit geschrift zeker van groot belang. Plato brengt in deze brief namelijk verslag uit van de inspanningen die hij zich heeft getroost om invloed uit te oefenen op Dionysius II, tiran van Syracuse, vanaf het moment dat die ervan blijk gaf geïnteresseerd te zijn in de wijsbegeerte. Bemiddelaar daarbij was Dionysius' adviseur Dio, een vriend van Plato. Op zijn verzoek reisde Plato naar Sicilië, waar hij door Dionysius werd ontvangen. In deze brief vertelt hij na de dood van Dio aan diens vrienden over de idealen en illusies die hij en Dio bij die contacten koesterden en over de teleurstellingen die zij ondervonden. Terloops, en zelfs iets meer dan terloops, geeft hij ook een uiteenzetting van de overwegingen die hem zelf bij zijn beschouwelijk leven leidden, en waarvoor de tiran, snel van begrip, maar ongeduldig van aard, geen oor bleek te hebben. De brief kan worden gelezen als een lof van de filosofie of als een inleiding in de filosofie van Plato zelf, geschreven vanuit de passie die hem van jongs af aan bezielde, en die in zijn omvangrijke hoofdwerk over de staat wordt verbeeld in de gestalte van de filosoof-koning.